Schuttersgracht

VAN RAVEN VIA SCHUTTERS NAAR DE NIEUWSTAD                                                                                                                             (© Bert Stamkot, 2022)

Dat de aparte afleveringen binnen deze rubriek een hoog crypto-gehalte hebben is uiteraard bedoeld om de aandacht te trekken, maar ook om aan te geven dat wij, via verantwoord creatief denken over de geschiedenis van de Gorcumse verdedigingswerken, proberen te begrijpen hoe de stad er nu uitziet en vooral hoe daar dan in de toekomst zorgvuldig mee kan worden omgegaan. Vandaag de dag kunnen wij dus een blik op de stad werpen, maar om wille van het ‘kijken’ naar het verleden zijn er naast documenten en publicaties vooral ook afbeeldingen nodig en het is fijn dat daar voor dit platform zo ruim in wordt voorzien. Het inzoomen op een detail van een plaatje zegt soms meer dan een lap tekst!

In deze aflevering passeert de oude zuidwestelijke stadsgrens de revue: vanaf de Blauwe Toren noordwaarts langs de Ravensloot-Schuttersgracht en met een sprong over dat watertje naar de eerste uitleg van de Nieuwstad. Met de in 1983 aangetroffen fundamenten aan de Krabsteeg/Schuttersgracht hebben wij reeds kennis gemaakt in de vorige aflevering [nr. 4, ‘Krabtol’; zie voor alle bronverwijzingen naar de afsluitende lijst met volledige literatuurvermeldingen].

De Nieuwstad vanuit de lucht gefotografeerd. Links de Torenstraat en rechts het Kriekenstraatje. Aan het begin van de Nieuwstad op de hoek van de Torenstraat de voormalige Kolfbaan met daarnaast het hoge huis met lichte voorgevel en achtergelegen diepe tuin, het restant van het hier al vroeg verrezen Huize Kemp. Foto: Joop Kuijntjes.

Blauwe Toren

Over het voormalige zuidelijke ‘bolwerk’, de in opdracht van Karel de Stoute gebouwde indrukwekkende Blauwe Toren, is reeds veel geschreven. Recentelijk werd zelfs gemeld dat de ronde toren op het Gorcums stadsgezicht van Braun en Hogenberg vierkant blijkt en dat de Blauwe Toren door beide graveurs midden in het door hen getekende Zeeuwse stadje Brouwershaven is gedropt. Wie wil citeren kan dan niet om de naam van onderzoeker Merlijn Hurx heen die deze torenverwisseling al eerder had geconstateerd. [Cerutti, e.a. (red.) oude prenten(2019) 76-77; Hurx (2017 en 2018].

Twee fragmenten van door Braun en Hogeberg in 1572 gemaakte gravures. Links de vierkant weergegeven Blauwe Toren en rechts de ronde Blauwe Toren, die hier in het centrum van Brouwershaven was ingetekend.

Op basis van archiefgegevens heeft Hurx een plattegrond van de representatieve eerste verdieping van de (dan nog lage) Blauwe Toren gereconstrueerd, zoals deze kort na 1477 is opgeleverd. Voorts zijn er in het buitenland enkele voorbeelden van ronde kastelen bekend, die enigszins de vergelijking kunnen doorstaan met de oorspronkelijke Blauwe Toren.

De Blauwe Toren zoals wij die hebben leren kennen, vooral dankzij de gravure van Jacob van der Ulft (circa 1656), heeft in de jaren 1522-1530 de bekende opbouw gekregen met ‘huisjes’ en een sierlijke toren. [Hermans en Orsel (2018) 125] Verder zijn er meerdere kleine weergaven bekend dankzij kaarten en vogelvlucht-tekeningen, die wel een wisselend beeld geven van de Blauwe Toren met die opbouw.

Maquette Blauwe Toren.

Beeld van de oorspronkelijke Blauwe Toren

Toch is er één kaart waarop de Blauwe Toren als klein detail is aangegeven én nog net de oorspronkelijke vorm lijkt te vertonenvan vóór de opbouw! De kaart was bedoeld om de bij de Sint-Elisabethvloed van 1421 ontstane binnenzee in beeld te brengen. Die waterpartij tussen Dordrecht en Gorinchem zou later geleidelijk aan weer dichtslibben tot de ons bekende Biesbosch. De kaart berust in de door de Leidse Universiteitsbibliotheek beheerde Collectie Bodel Nijenhuis en wordt daar gedateerd op circa 1550. Vanwege de fraaie weergave van de Dordtse voorgrond is de kaart (helaas in zwartwit) ook opgenomen in het eerste deel van de Geschiedenis van Dordrecht. In het bijschrift op pagina 216 wordt de afbeelding echter op ‘omstreeks 1520’ gedateerd. Kennis van de lokale geschiedenis en de interpretatie van het Dordtse stadsbeeld zal bij de redactie van dat boek tot hun vroegere datering van de afbeelding hebben geleid [Herwaarden, van, e.a. (red.), 1 (1996)].

Dankzij de digitale versie van de kaart uit Leiden kan het Gorcumse detail worden uitvergroot en is NU hierbij optimaal te zien hoe de Blauwe Toren er oorspronkelijk uitzag als een stevig, laag en gekanteeld rond fort. Er ‘zweven’ wel enkele getekende huisjes boven de toren, maar deze lijken toch primair de (Linge)haven ruimte te bieden en stadsbebouwing aan te duiden. Maar als de (zwevende) huisjes al bedoeld waren om de latere opbouw van de Blauwe Toren weer te geven, dan blijft toch dat wij ons hier van het oorspronkelijke fort een voorstelling kunnen maken.

Omstreeks 1520 is een kaart getekend van de Grote- of Zuid-Hollandse Waard, die in 1421 goeddeels was verdwenen als gevolg van de Sint-Elisabethvloed. Dordrecht en Gorinchem staan er mooi op afgebeeld, de laatste met de Blauwe Toren die toen nog geen opbouw had en daardoor oogt als een robuust rond fort.

Rondeel

Benoorden de Blauwe Toren en door middel van aansluitende muren aan zuid- en noordkant verbonden met de Blauwe Toren en de stadsmuur bevond zich een in 1527-1528 gebouwd rondeel [Hermans en Orsel (2018) 126] of barbacane. Soms wordt het geduid als ‘bolwerk’ [De Vries (2017) 66] of als ‘kazemat’ in het Gorcumse rekeningenboek van 1592 [Annema en Kamphuis (2002) 26]. De doorsnede was ongeveer dertig meter, vier meter minder dan de Blauwe Toren. Over de opbouw is weinig bekend, vermoedelijk minstens tot de hoogte van de aansluitende stadsmuur.

Uitsnede van de kaart van Jacob van Deventer met het rondeel benoorden de Blauwe Toren.

Beide torens zijn niet ‘geheel gesloopt’ voor de aanleg van de nieuwe vestingwerken [Hermans en Orsel (2018) 128], want er zijn toch enkele muurfragmenten in de omwalling teruggevonden, waar deze voor de nieuwe omwalling een verstevigende functie behielden. Onder bastion V (nieuwe nummering) bevindt zich de locatie van de omstreeks 2000 gevonden muurfragmenten van de Blauwe Toren zelf. Hieroveris documentatie te vinden op www.archeologiegorinchem.com [projectenoverzicht, Blauwe Toren; zie ook: Robijns (2002) 120-121].

Muurfragmenten in de omwalling.

Iets eerder waren muurfragmenten van het rondeel teruggevonden in de wal direct ten zuidwesten van het eind van de Schuttersgracht, waarover helaas (nog) geen documentatie beschikbaar is. Bij de ‘tussenfase-uitleg’ van de Nieuwstad, verderop in dit artikel, zal die – laatste – relatie met het voormalige rondeel nog even worden aangestipt.

Foto genomen ter hoogte van de duiker van de Schuttersgracht bij de opgang naar de Pelwal. Tijdens een opgraving in 1984 zijn er (links) nog muurfragmenten van het rondeel tevoorschijn gekomen,die onder de wal ‘verstopt’ zaten. Foto: Martin Veen, collectie archeologie Gorinchem.
Foto genomen vanaf de Schuttersgracht. Foto: Martin Veen, collectie archeologie Gorinchem.

Van Ravensloot naar Schuttersgracht

Voor het ontstaan van de Schuttersgracht kunnen wij waarschijnlijk heel ver teruggaan in de geschiedenis, tot de eerste ontginningen en het dan ontstane agrarische landschap. Ook de vroegste ontwikkeling van Gorinchem tot middeleeuwse stad werd mede door het landschap bepaald [Cerutti, e.a. (red.) Tien eeuwen (2018) 56]. Het Hogeland is als eerste gebied ontgonnen, vanuit Arkel zuidwaarts langs de Onderweg, die binnen de latere stad als Arkel- en Molenstraat voortleeft. In westelijke richting werden vanaf de Onderweg relatief ondiepe kavels afgebakend. Het Hogeland werd in het westen afgegrensd door een wetering, de Ravensloot. De naam laat zich verklaren als ‘grenssloot’, waarbij ‘raven’ een verbastering is van ‘rading’, wat dan weer duidt op een begrenzing (denk aan Hollandsche Rading).

Met de omvorming van het Papland (het noordelijkste deel van het Hogeland) tot industrieterrein is de Ravensloot daar voorgoed verdwenen. Verder zuidwaarts liep de sloot achter de laatste huizen aan het Merwedekanaal (tussen het viaduct en de IJsbaan) en mogelijk via de verbreding van de spoorsingel (de ‘spoorput’ bewesten het kanaal). Op topografische kaarten, daterend van vóór de aanleg van de spoorlijn en het Merwedekanaal, is de sloot echter goed te volgen vanuit het Papland tot aan de tot 1600 aangelegde Gorcumse vestinggracht.

Fragment van een topografische kaart van voor 1880, waarop de Ravensloot goed zichtbaar is omdat het Merwedekanaal en de spoorlijn nog niet waren aangelegd.
Op deze luchtfoto uit 1985 komen de Lingewijk en Papland in beeld. Het resterende deel van de Ravensloot is ook te onderscheiden. Het slootdeel in Papland verdween bij de omvorming tot bedrijventerrein. RAG F7383.

Uiteraard volgden er ten westen van het Hogeland meer ontginningen, nu in de bekende langere en smallere stroken tussen slootjes. Dit leidde tot meer werk, voor meer mensen, waardoor een Gorcumse nederzetting kon zijn ontstaan en waarvoor danook een gebied is afgebakend. De oudste kern (het ‘hof’ of de hoeve, de theoretische voorloper van het Arkelse Hof) en de Ravensloot zullen als westgrens bepalend zijn geweest. De sloot werd tot (een bredere) gracht omgevormd, met aan de oostzijde een beschermingswal, die eind veertiende eeuw is vervangen door een gefundeerde en gemetselde bakstenen stadsmuur met enkele halfronde of vierkante muurtorens.

Wanner het stadsgebied precies is afgebakend laat zich moeilijk bepalen. Er lijkt in deze althans geen verband te zien met de stadsrechten (1382). Mogelijk was er al rond 1300 van een afscheiding ten opzichte van het omringende platteland sprake. Waar de westelijke afscheiding in feite al aanwezig was in de vorm van de Ravensloot, daar bleek apart werk voor een noordelijke afscheiding nodig. Om de noordelijke en westelijke afgrenzing te kunnen beschermen was een achtergelegen aanvoerroute van belang. Deze is te volgen in de hoekige Haarstraat die vanaf de Onderweg-Arkelstraat de noord- én westflank bedient en vervolgens haaks de Gasthuisstraat kruist en overgaat in de Kruisstraat. De Kruisstraat lijkt te zijn gericht op de oostgrens van het Arkelse hof en loopt (nu als Boerenstraat) landinwaarts op met de Ravensloot. Kan de loop van de Haarstraat/Boerenstraat een rol hebben gespeeld om een stadsverdediging snel te bedienen, het is echter – zeker zonder onderbouwing – te speculatief om in deze relatief brede straten het verloop van een eerste omwalling te zien [zoals bij: Stenvert (2002) 173; Steegh (1985) 129].

Muurtorens

De Schuttersgracht is het laatste zichtbare element van de middeleeuwse stadsvesting. Maar lastiger is het om ons een voorstelling van de naastgelegen stadsmuur te maken. De diverse kaarten en tekeningen geven een wisselend aantal muurtorens. De meest betrouwbare plattegrond, van Jacob van Deventer, brengt bezuiden de oude Kanselpoort zes torens in beeld. Mogelijk heeft er nog een hoektoren bestaan ter plaatse van het latere Rondeel (benoorden de Blauwe Toren).

Twee versies van van de kaart van Jacob van Deventer (circa 1550). Beide brengen tussen de Kanselpoort en het Rondeel zes muurtorens in beeld.

Hebben deze muurtorens namen gedragen? Waale noemt een aantal torens, waarvan echter de Gevangentoren, Schutterstoren en Verbanentoren in ieder geval tot het kasteelcomplex behoorden en waaraan Aron de Vries aandacht besteedde. Waale meldt ook nog een Verboudentoren maar wellicht is dat een oude verschrijving van de Verbanentoren.Tenslotte situeerde hij (en anderen voor en na hem) de Schuttoren bij de Kanselpoort[Waale (1990) 178 en OGV 6-19 (1990-3) 141; De Vries 33 (2017) 35-40 en 52]

Uiteraard kan het zijn dat, naast het kasteel, de stad zelf ook torens gebruikte als gevangenis of voor de berging van het materiaal voor de bus- en boogschieters. Mogelijk klinkt dat laatste torengebruik nog voort in de benaming Schuttersgracht[Smole en Dijkstra (2005) 9; Cerutti, e.a. (red.), Tien eeuwen (2018) 121].De kaart van Pieter Sluyter uit 1553 beeldt slechts één toren af in het muurdeel. Deze staat ten westen van de Grote kerk en kan als Gevangentoren gerelateerd geweest zijn aan het complex van het Arkelse hof, dan wel dat de functie is gecontinueerd in de Gevangenpoort aan de huidige Hoge Torenstraat, zoals op de plattegrond van Wijdtmans (1600) is te zien [Cerutti, e.a. (red.), Tien eeuwen (2018) 47].

De kaart van landmeter Pieter Sluyter, omstreeks 1553 getekend, geeft maar één muurtoren bezuiden de Kanselpoort. Zie o.a. Tien eeuwen (2018) 122

Dankzij de opgravingen ter plaatse van Hazewindhondstraat 6 en 8-10, waar in opdracht van de Stichting Stadsherstel Gorinchem enkele huizen inmiddels zijn vervangen door aangepaste nieuwbouw,kon een deel van de stadsmuur worden blootgelegd. De buitenkant aan de westzijde van de muur is weggekapt voor de kademuur van het tot hier noordwaarts doorlopende water van de Schuttersgracht (de gelijknamige straatnaam reikt niet verder dan de Hoge Torenstraat). Opmerkelijk is dat ter plaatse van het perceel huisnummer 6 de stadsmuur een korte steunbeer aan de binnenzijde heeft, die oorspronkelijk onderdeel zou hebben uitgemaakt van een halfrond uitstekende muurtoren. Hein Hundertmark heeft van deze bijna vijf meter brede en diepe muurtoren een reconstructietekening gemaakt [Mol, Hazewindhondstraat 6 (2019); Salomons en Honigh, idem 8-10 (2016)]. Daarmee zou de locatie van de eerste muurtoren bezuiden de oude Kanselpoort en tegenover de Ariën Brandsteeg op de kaart van Jacob van Deventer zijn geïdentificeerd [ www.archeologiegorinchem.com project Hazewindhondstraat 6].

Gorinchem, Hazewindhondstraat 6. Gemeente Gorinchem (ZH). Een opgraving ter hoogte van de stadsmuur. E. Mol MA en H. Hundertmark, 17-01-2019. Transect b.v.

Uit het onderzoek op het perceel Hazewindhondstraat 8-10 blijkt dat de langdurige stadsbewoning (maar aan deze straatzijde tot in de achttiende eeuw zonder bebouwing!) hier een pakket van 2,7 meter heeft gevormd bovenop de natuurlijke ondergrond. Direct achter de stadsmuur bleken archeologische aanwijzingen, zoals paalresten en een apart ophogingspakket, er op te duidendat de muur later aan de binnenzijde is versterkt met een wal en een houten structuur of fundering [Salomons en Honigh (2016) 19 en 21-22, afb.11 en 12].Deze aanwijzingen konden niet worden bevestigd bij het onderzoek op nummer 6, waardoor het argument voor een systematische aanleg van een binnenwal met paalfundering kwam te vervallen[Mol (2019) 48, beantwoording onderzoeksvraag 18].

Muurdoorsnijdingen?

Van de voormalige stadsmuur is verder langs de Schuttersgracht (nog) niets aangetroffen. Wel kan de richting van de aangetroffen stadsmuur achter de Hazewindhondstraat recht worden doorgetrokken en deze scheert dan tot op het midden van het wegdek van de Struisvogelstraat ter hoogte van de Hoge Torenstraat naar de kade van de Schuttersgracht. De muur lijkt dan nauwelijks een kromming te hebben gekend. Mogelijk kan dus ook de afwezigheid van muurvondsten bij de verbreding van de brugverbinding over de gracht en van de Hoge Torenstraat naar de (Lage) Torenstraat, in het begin van de jaren zeventig,verklaard worden door de relatief westelijke ligging van het bruggenhoofd [Van Genabeek (2002) 8, afb.4: ik suggereerde wel een vondst op het kaartje]. [Afb. foto RAG, werkzaamheden aan de brug, circa 1970-1975]

Er zijn enkele muurlocaties denkbaar waar bijzonderheden of afwijkingen verwacht mogen worden. In de eerste plaats in de muur langs de Struisvogelstraat (achter huisnummers 2-4, de voormalige brandweerkazerne)over een meter of vijftien vanaf de Knipsteeg zuidwaarts. Hopend op een verbinding tussen de in 2002 opgegraven fundamenten van de Grote of Latijnse school aan de Krijtstraat met een uitbouw of uitgang naar de zuidzijde van de voormalige Schoolsteeg, de tegenwoordige Knipsteeg, werden de archeologen verrast toen zij daar langs de Knipsteeg (huisnummers 13-15) een complete – dichtgegooide – gracht aantroffen!

Foto Schuttersgrach. RAG F18740.

De gracht zal ruim tien meter breed zijn geweest, bijna de volledige diepte van de percelen langs de Knipsteeg zuidzijde. De demping zal in één handeling en doelbewust hebben plaatsgehad door het storten van mortel en kleiige dempingslagen. Vanwege de mortellaag onderin bleven de gedempte lagen relatief veel water vasthouden. Aangezien de gracht een veertiende-eeuws spoor doorsnijdt is de aanleg én de demping relatief kort na elkaar en rond 1400 gedateerd[Van der Heul en Veenstra (2021) 30-31]. [Afb. gracht, p.36, figuur 20]

Terecht wordt gewezen op de functie en betekenis van het Hof van Arkel dat zich tot de (latere) zuidelijke bebouwing van de Knipsteeg uitstrekte. Met name tijdens de Arkelse Oorlogen (1402-1412) en de eerste ‘Hollandse’ jaren daarna, tot de definitieve uitschakeling van de machtsaanspraken van Jacoba van Beieren als gravin van Holland, speelde het Hof een rol en zal het om die reden en onder die omstandigheden zijn versterkt. De sloop van de Hof-keuken in 1417/1418 geeft de ‘afdanking’ van het Hof-complex aan, want overbodig geworden nadat erin en direct na 1412 een kasteel aan de Merwede was verrezen [Van der Heul en Veenstra (2021) 55 en 133-134]. Het gebied behield wel een bijzondere functie, vanwege de huisvesting van kanunniken (pastoor en kerkbestuurders) tot 1572 en de continuatie van de Grote of Latijnse School tot in de negentiende eeuw.

In de tweede plaats kan er een bescheiden uitwatering zijn geweest ongeveer ter hoogte van de passage door het verbouwde en voormalige V&D-complex. Bij de opgraving is ter plaatse van de vroegere perceelsgrens (van achter het trafo-huisje aan de Krijtstraat westwaarts) al een oude en vrij ‘diepe greppel’ ontdekt, die door de muur zal hebben afgewaterd op de stadsgracht [Van Genabeek 16 en 21, afb.8 en 11, onderdeel nr.408].

In de derde plaats was er een watergang die het Zusterhuis, het Sint-Agnietenklooster in westelijke richting ontwaterde door de stadsmuur tegenover ongeveer Schuttersgracht 9-11. Mogelijk is er ook nog een afwatering geweest vanaf het Doelenterrein en/of de Revetsteeg. De diverse afwateringen kunnen een flauwe afspiegeling zijn van de oorspronkelijke landschappelijke verkaveling door greppels of slootjes binnen dit latere stadsdeel.

Nieuwstad

De door Jacob Kemp getekende plattegrond van de ‘tussenfase’-verdedigingswerken met onder het hoornwerk, waarbinnen “Nijen Straet’ geschreven staat.

De eerste zuidwestelijke uitleg was bescheiden van aard, maar is op de op 1592 gedateerde kaart van Jacob Kemp goed te onderscheiden. Er is tussen 1579 en 1586 een nieuwe wal opgeworpen in de vorm van een hoornwerk met aan de twee uiteinden de voor een hoornwerk gebruikelijke half-bastions. Buiten de wal was een gracht aangelegd. Deze liep in het noorden langs de lange flank van het noordelijke half-bastion met aan de overzijde een houten brug die toegang gaf aan de ook nieuwe (en eerste) Kanselpoortcoupure. Deze gracht is qua beloop nog enigszins herkenbaar aan de huidigegracht langs het Geniepad tot aan de Pompstraat [Annema en Kamphuis (2002) 25].

Foto vanaf de Smakheulbrug op het oostelijk deel van de Smakheulgracht tot aan de bebouwing van de Hazewindhonstraat. Het vormde de noordgrens van het Nieuwstad-hoornwerk. Foto: Joop Kuijntjes.

Martin Veen associeert de west-gracht van het hoornwerk met de latere gracht langs de Pompstraat, die na de sloop van het kazerne-complex (1970) is gedempt [Veen (website), zie literatuurlijst]. Dat is zeker ter oriëntatie geen gekke gedachte. Ik kan me voorstellen dat na de voltooiing van de nieuwe vestingwerken, het hoornwerk – dat als tussentijdse noodoplossing was bedoeld – is geslecht door de half-bastions af te snijdenen met het afkomen grondverzet (ook van de wal) de courtine tussen de beide half-bastions aan te vullen, waardoor een rechte (en ook smallere) gracht ontstond. De zuidflank van het zuidelijke half-bastion ging over in een ietwat terugwijkende courtine die aansloot op de nog niet gesloopte westelijke muurhelft van het sterke rondeel benoorden de Blauwe Toren. Die situatie is nog beter te onderscheiden op een andere kaart uit 1592.

Plattegrond uit ongeveer 1592 met als torentje getekend het rondeelfragment als zuidelijke afsluiting van de Schuttersgracht.

Verbindingen

Door de uitleg van de Nieuwstad werd de Schuttersgracht een binnen-gracht met twee nieuwe, gemetselde boogbruggetjes of ‘pijpen. De eerste brug lag in het verlengde van het noordelijke half-bastion en het lijkt erop dat het bruggenhoofd aan de stadskant ter plaatse van de teruggevonden muurtoren werd gelegd en voorts aansloot op de Ariën Brandsteeg. De tweede brug is – weliswaar vernieuwd en verbreed – nog altijd op dezelfde plaats te vinden, toegang gevend aan de Nieuwstad-uitleg vanuit de (toen recent ‘doorgebroken’?) Hoge Torenstraat. Bij het rondeel zal ook een overgang of boogbrug zijn gemaakt om dankzij de duiker bij het Tolhuis en de sloot langs de Pelwal, de Schuttersgracht te kunnen doorspoelen. De eerste brug aan de noordkant behoefde dan ook een mogelijkheid tot afsluiten indien de waterstand van de vestinggracht of de Schuttersgracht daartoe aanleiding gaf. Op de kaart van Jan Caspar Philips uit 1755 is voor het eerst een derde brug te zien, deze gaf toegang tot het Kriekenstraatje en was voorzien van gesmeed hekwerk dat inmiddels is gerestaureerd [Cerutti, e.a. (red.) Oude prenten(2019) 54; Van Zomeren (1755)].

De plattegrond van Jan Caspar Philips uit 1755, gebonden bij de Gorcumse geschiedsschrijving van Cornelis van Zomeren, toot voor het eerst het bruggetje bij het Kriekenstraatje.

Er is nog een achttiende-eeuwse toegangspoort, die vanaf de Struisvogelstraat toegang bood en biedt aan het Kazerneplein. Deze poort stond eerst aan de Torenstraat tegenover de Nieuwstad, maar moest wijken voor de bouw van de Citadelkazerne (begin twintigste eeuw) en werd verplaatst naar een nieuwe brug op de huidige locatie.

De vanwege de bouw van de Citadelkazerne in 1903 van de Torenstraat verplaatste toegangspoort naar de Struisvogelstraat. De foto toont de kazernekantine op de achtergrond en het gyumnastieklokaal direct rechts. RAG F18454, 1966

De ‘NyijenStraet’ of Nieuwstad zal wel meteen zijn aangelegd om de wal van het hoornwerk te bedienen. Tevens kwam er in 1590 bouwterrein vrij tussen de Schuttersgracht en de Nieuwstad, waar vestingbouwkundige en schout Jacob Kemp een kavel kocht en daar een representatief huis liet bouwen. Op de na 1600 tot begin achttiende eeuw braaf geciteerde kaarten is ook aan de volledige westzijde van de Schuttersgracht een kade gedacht, hoewel die optiedoor de stad al in 1607 is verlaten [Cerutti, e.a. (red.), Tien eeuwen (2018) 202 en noot 101: RAG, RA, inv.nr.623, 28; Busch en Oldenburger 3 (1990) 3 en 8-11]. Voor de verdere ontwikkeling van het zuidwestelijke stadsdeel met de nieuwe en blijvende omwalling wordt verwezen naar een volgende bijdrage.

Epiloog

In deze bijdrage wordt de zuidwestelijke middeleeuwse stadsversterking met de eind-zestiende-eeuwse tussenfase uitleg van de Nieuwstad onder de loep genomen. Kort wordt teruggegrepen op het zuidelijkste bolwerken, kasteel de Blauwe Toren en het rondeel.Van de Blauwe Toren wordt alleen een afbeelding behandeld en getoond van het ronde fort in zijn originele vorm, zonder de bekende opbouw van na 1520.

De geschiedenis van de Schuttersgracht kan ver teruggaan als zij een deel is van de Ravensloot, de oorspronkelijk westelijke afwatering van het waarschijnlijk eerste ontgonnen gebied, het Hogeland. De sloot kan bepalend zijn geweest voor de afbakening van het stadsgebied en de markering hebben gevormd voor de westelijke stadsverdediging. Eind veertiende eeuw moet ook hier een stadsmuur zijn opgericht.

Ter hoogte van Hazewindhondstraat 6-10 heeft archeologisch onderzoek, niet alleen een deel van de stadsmuur blootgelegd, maar waarschijnlijk ook de aanzet van de eerste muurtoren bezuiden de Kanselpoort. Aangegeven is dat er enkele plekken kunnen zijn, waar de stadsmuur te maken kan hebben gekregen met aanpassingen, zoals de gevonden (zij)gracht van omstreeks 1400, die bij verrassing aan de zuidzijde van de Knipsteeg in 2019 is aangetroffen. De vraag is ook of de muur vrijwel recht van de Hazewindlocatie doorliep naar de Schuttersgracht.

De eerste uitleg van de Nieuwstad ontstond omstreeks 1580 als een hoornwerk, een wal bestaande uit twee half-bastions met tussengelegen courtine. Het hoornwerk werd in het noorden en midden verbonden met bruggen over de Schuttersgracht en aan het zuideinde verbonden via een restant van het rondeel met de Pelwal. De middelste brug gaf (via de Torenstraat) toegang tot de straat Nieuwstad aan de oostzijde waarvan in 1590 de eerste bouwkavels werden uitgegeven. De werkzaamheden aan de nieuwe en wijdere omwalling zullen kort daarna zijn gestart, waarna het hoornwerk werd geslecht.

Geraadpleegde literatuur 

  • Acquoy, Rolf van, e.a. (red.), H.F. van Peer, een Gorcumer die historie schreef. De Mandarijn, Gorinchem, 1980 (Merewade 3).
  • Annema, W., en J. Kamphuis, Vestingwerken Gorinchem, zestiende eeuw. Delft (2002).
  • Busch, A.J., en Carla S. Oldenburger-Ebbers, Lusthoven in Gorinchem. Gorinchem, 1990 (Historische Reeks Oud-Gorcum 3).
  • Cerutti, Felix, e.a. (red.), Tien eeuwen Gorinchem, Geschiedenis van een Hollandse stad. Matrijs, Utrecht, 2018.
  • Emck, W.F., Oude namen van huizen en straten in Gorinchem. [Gorinchem] 1914 [overdruk].
  • Genabeek, R.J.M. van, Gorinchem Krijtstraat, Definitief archeologisch onderzoek. BAAC, ’s-Hertogenbosch en Deventer, januari 2005 (BAAC-rapport 02.060).
  • Hermans, Taco, en Edwin Orsel, ‘De verbouwing van de Blauwe Toren te Gorinchem in 1522-1530. In: Rob Gruben en Taco Hermans (eindred.),‘Zij waren van groote en zware steenen’, Recent onderzoek op het gebied van kastelen en buitenplaatsen in Nederland.                [Wijk bij Duurstede, 2018] (Stichting Kastelenstudies Nederland Publicatiereeks 1) 125-153.
  • Herwaarden, Jan van, e.a. (red.), Geschiedenis van Dordrecht tot 1572. Verloren, Hilversum, 1996 (Geschiedenis van Dordrecht 1).
  • Heul. J.S. van der, en J.B. Veenstra, Gorinchem, Knipsteeg 13-15, Gemeente Gorinchem (ZH), Archeologische opgraving. De Steekproef, Zuidhorn, 2021 (Steekproefrapport 2019-05/02). [via: www.archeologiegorinchem.com ]
  • Hurx, Merlijn, ‘De Blauwe Toren in Gorinchem: een vorstelijk kasteel aan de Merwede’. In: Rob Gruben en Taco Hermans (eindred.),‘Zij waren van groote en zware steenen’, Recent onderzoek op het gebied van kastelen en buitenplaatsen in Nederland. [Wijk bij Duurstede, 2018] (Stichting Kastelenstudies Nederland Publicatiereeks 1) 155-172.
  • Hurx, Merlijn, ‘“Een alten wonderlijcken structure ende forteresse”, De Blauwe Toren van Karel de Stoute in Gorinchem’. In: Bulletin [KNOB] 116-4 (2017) 184-208.
  • Mol, E., Gorinchem, Hazewindhondstraat 6 Gemeente Gorinchem (ZH), Een opgraving ter hoogte van de stadsmuur. Nieuwegein (2019) Transect b.v. [via: www.archeologiegorinchem.com ]
  • Mulder, Roel, Vesting Gorinchem. Stokerkade, Amsterdam, 2017 (Hollandse Waterlinie Erfgoedreeks). 
  • Peer, H.F. van, Gezicht op Gorcum, Beeld van een oude stad. Repro-Holland, Alphen aan den Rijn, 1971.
  • Robijns, Rien, Veilige Vesting, De versterking van de Gorcumse stadswallen. Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden en de gemeente Gorinchem. Gorinchem (2002).
  • Salomons, K.T., en B.D. Honigh, Een blik op de stadsmuur ter hoogte van de Hazewindhondstraat 8-10 in Gorinchem. Hollandia, Zaandijk, 2016 (Hollandia reeks 569). [via: www.archeologiegorinchem.com ]
  • Smole, L., en J. Dijkstra, Een opgraving aan de Keizerstraat te Gorinchem. ADC, Amersfoort, 2005 (ADC ArcheoProjecenten-rapport 349).
  • Stamkot, Bert, Geschiedenis van de stad Gorinchem. Stichting Merewade, Gorinchem, 1982 (Merewade 5) [inzake vestinguitleg: p.56-58 en afb. kaart van Kemp (1592) p.57].
  • Stamkot, Bert, ‘Is Gorinchem ontstaan vanuit een hofgebied?’.In: Historisch-Geografisch Tijdschrift 27-2 (2009) 58-72.
  • Stamkot, Bert, ‘De ontstaansgeschiedenis van Gorinchem, aflevering II, “Van Arkel’s Oude Veste”’. In: Oud-Gorcum Varia, nr.62, 22-3 (2005) 157-185.
  • Steegh, Arthur, Monumenten Atlas van Nederland, 1100 historische nederzettingen in kaart. De Walburg Pers, Zutphen, 1985(2).
  • [Veen, Martin] via: www.archeologiegorinchem.com/ projecten / overzicht /Kazerneplein / onderzoek /Paffenrode / de aanleg van de Nieuwstad [inzake Pompstraat vestinggrens 1579-1586, per ongeluk ‘oostgrens’ genoemd, moet zijn westgrens]
  • Waale, M.J., De Arkelse oorlog, 1401-1412, Een politieke, krijgskundige en economische analyse. Verloren, Hilversum, 1990 (Middeleeuwse studies en bronnen 17).
  • Waale, M.J., ‘Het Arkelse kasteel in het Wijdschild bij Gorrinchem’. In: Oud-Gorcum Varia, nr.19, 6-3 (1990) 137-148 [ zie ook: www.oudgorcum.nl/publicaties ]
  • Windhorst, Marleen, ‘Blauwe Toren in de verkeerde stad’. In: Felix Cerutti, e.a. (red.), Gorcum oude prenten nieuwe verhalen. Historische Vereniging Oud-Gorcum (2019) 76-77.
  • Zomeren, Cornelis van, Beschrijvinge der stadt Gorinchem en landen van Arkel. Teunis Horneer, Gorinchem, 1755 [bijgevoegde kaart].

Bronnen