Vestingbouw

De ontwikkelingen in de Vestingbouw


Dit is een korte beschrijving van de ontwikkelingen in de vestingbouw in de 16e eeuw, die van invloed waren op het ontwerp van de vesting Gorinchem.

Zicht op de middeleeuwse stad vanuit het oosten onbekende schilder 1568

Om te begrijpen wat er moest gebeuren met de verdediging van het middeleeuwse Gorinchem, nadat het de zijde van de prins van Oranje had gekozen, worden eerst de middeleeuwse stadsmuren en de kracht van het geschut in de 15e eeuw besproken. En volgen wij daarna een deel van de vestingbouwgeschiedenis, die van invloed is geweest op de drastische gedaantewisseling van de strategisch gelegen stad Gorinchem.

 

Stadsmuren uit de 15e eeuw

Zwolle stadsmuur 1

Dit overgebleven fragment van de stadsmuren van Zwolle is een mooi voorbeeld van een middeleeuwse stadsmuur van eind 15e eeuw. We zien o.a. een prachtige muurtoren, die zo ver mogelijk voor de muur uitsteekt. Dit, omdat de verdedigers er toen ook al naar streefden, om een aanvaller zoveel als mogelijk flankerend (vanaf de zijkant) te beschieten, als ze deze muren probeerden te bestormen.

 

Zwolle stadsmuur 3

Hier zien we de binnenzijde met een mooie uitkragende, overdekte weergang. Het gaat om een enkele hoge muur met een dikte van minstens 1,5 meter, als we deze vergelijken met de ertegenaan geparkeerde fietsen. Met de kanonnen uit halverwege de 16e eeuw was het gemakkelijk een flinke bres in een dergelijke muur te schieten, waarna men een bestorming kon ondernemen om door de verdediging heen te breken.

 

Amersfoort stadsmuur achterzijde

De stadsmuur van Amersfoort is ook een mooi voorbeeld van een middeleeuwse verdedigingsmuur. Deze muur is lager, dan de stadsmuur in Zwolle. De weergang van de muur in Amersfoort rust op gemetselde bogen, die tevens als steunberen voor de muur dienen. De stadsmuur van Gorinchem was ook op deze manier opgebouwd.

 

Amersfoort stadsmuur voorzijde

Hier ook een mooie uitstekende muurtoren en kantelen met kijkgaten en schietsleuven in de muur. Maar ook deze verdedigingsmuur was niet bestand tegen de kanonnen, welke halverwege de 16e eeuw in gebruik waren.

 

Geschut

Smeedijzeren achterlaadkanon, 2e helft 15e eeuw
Middeleeuws gesmeed kanon (herkomst afbeelding onbekend).

Wat voor kanonnen waren dat dan wel niet, waarmee de aanvallers zulke grote bressen in de stevige dikke verdedigingsmuren konden schieten? We de volgen ontwikkeling:

In de 14e eeuw was het buskruit al geïntroduceerd in West-Europa en vrijwel direct werd er geschut in de vorm van mortieren (donderbussen) en kanonnen ontwikkeld. Het geschut werd aanvankelijk gesmeed en er werd geschoten met massieve stenen kogels, waardoor de passing in de loop slecht was en de schietkracht relatief gering. Deze middeleeuwse kanonnen waren toen wel zo bijzonder en angstaanjagend, dat elk kanon een naam kreeg, zoals “De Dulle Griet”, “De Steinbacher pums”, “Mons Meg” en de (bij een bepaalde generatie Nederlanders) wel bekende “Koperen Hond”.

 

Kartauen
Kanonnen en mortieren halverwege de 16e eeuw (afbeeldingen uit het boek “Bombarden, Befestigungen, Büchsenmeister van Volker Schmidtchen, © 1977 Droste Verlag GmbH, Dusseldorf, ISBN 3-7700-0471-8).

 

In de 15e eeuw ging men er toe over om mortieren en kanonnen gieten. Men ging ook met ijzeren kogels schieten. De zuiverheid van de loop, de passing van de kogel hierin en de samenstelling van het buskruit werden in de 15e eeuw sterk verbeterd. De kanonnen werden ook veel langer. Dit alles droeg bij aan een veel grotere schietkracht.

 

Belegeringsgeschut

kartouw

Een half Kartau. In die tijd was een kanon nog wel zo bijzonder, dat het rijk versierd werd.

Tenslotte had de Duitse keizer enige standaardisatie gebracht in het allegaartje aan belegeringsgeschut.

Het standaardtype werd Kartau genoemd en was er in 3 maten:

  • Dubbel Kartauen, kaliber 20-22cm, kogel 30-40kg. Gewicht van het kanon 3-4 ton.
  • Kartauen, kaliber 16-18cm, kogel 15-25kg. Gewicht van het kanon 2,5 tot 3 ton.
  • Half Kartauen, kaliber 12-14cm, kogel 7-14kg. Gewicht van het kanon 2 tot 2,5 ton.
    (het kaliber is de diameter van de binnenzijde van de kanonsloop).

 

Bresschieten
Inname van Deventer in 1591. Collectie Rijksmuseum. Objectnummer RP-P-OB-78.785-254. Fragment van deze afbeelding, ingekleurd.

 

Tijdens een belegering van een stad, werden de kanonnen geconcentreerd, op de plek, waar de aanval was gepland. dan begon het z.g. bresschieten, dat net zo lang duurde tot de bres groot genoeg was om een massale stormaanval uit te voeren. Met de verbeterde kanonnen lukte dit bresschieten in middeleeuwse verdedigingsmuren makkelijk en snel. Om die reden werden middeleeuwse verdedigingsmuren vervangen door dikke aarden wallen die beter bestand waren tegen kanonvuur, omdat de massieve kanonskogels er in verdwenen zonder veel schade aan te richten. Daarnaast boden deze wallen betere mogelijkheden om zelf geschut te plaatsen en de aanvaller op afstand te houden.

 

Vestingbouw geschiedenis

Van rondeel tot bastion met pijlen

Begin 16e eeuw kwam er in Italië een nieuwe ontwikkeling op gang op het gebied van vestingbouw. Zoals op de afbeeldingen hierboven te zien is, hebben ronde en vierkante torens een dode hoek waar de aanvaller niet flankerend beschoten kan worden. De Italiaanse bouwmeesters vonden hier iets op in de vorm van een vijfhoekig bolwerk, dat Bastion genoemd werd. Het voordeel van het Bastion is tevens, dat het verder buiten de hoofdwal uitsteekt en meer ruimte biedt voor het opstellen van geschut.

 

Italiaans vestingbouw stelsel
Voorbeeld van een “moderne” vestingwal volgens het Italiaanse systeem.

In Italië werd de vestingbouw verheven tot een kunst. In het begin waren het dan ook kunstenaars, welke zich hiermee bezig hielden, zoals Leonardo da Vinci en Michelangelo. Later werd dat overgenomen door militaire experts, welke architect werden genoemd en later ingenieur gingen heten. De vestinggebouwkunde werd een ware “hipe” en aan het begin van de 80 jarige oorlog kwamen deze Italiaanse ingenieurs de strijdende partijen adviseren en werden ook ingehuurd als vestingontwerpers en bouwmeesters.

 

willem-van-oranje MauritsVanNassau Prins Lodewijk van Nassau Adriaan Antonisz
We zien hier van links naar rechts: Willem van Oranje, prins Maurits, Lodewijk van Nassau en de vestingontwerper Adriaen Anthonisz.

De prinsen van Oranje hadden grote belangstelling voor de vestingbouwkunde en zij huurden ook Italiaanse ingenieurs in. Maar al gauw vonden zij in Holland een briljante vestingbouwkundige; Adriaen Anthonisz uit Alkmaar. De steden die zich aan het begin van de 80-jarige oorlog bij de opstand hadden aangesloten waren met hun middeleeuwse stadsmuren niet goed op een oorlog voorbereid en moesten dus snel van moderne vestingwallen worden voorzien. Adriaen Anthonisz kreeg het dan ook zeer druk met het rondreizen langs al die steden, om daarvoor vestingplannen te maken. Adriaen Anthonisz maakte ook het vestingplan voor Gorinchem. Echter hij liet de uitvoering over aan bouwmeesters zoals de Gorinchemse schout Jacob Kemp.

 

Breda plattegrond voorstel vestingwallen volgens De Marchi

Hier een afbeelding van de stad Breda, rond 1550 voorzien van vestingwallen volgens het Italiaanse systeem. De bastions zijn vrij klein en liggen ver uit elkaar, waardoor zij wel de muur kunnen flankeren, maar elkaar niet ondersteunen. Dit is dus nog geen volledig verdedigingssysteem.

 

Basisvormen van bastions

De Italiaanse Bastions waren van oorsprong stenen bouwwerken, opgevuld met aarde. De Bastions en wallen hadden aanvankelijk dan ook stenen muren en borstweringen. Maar dit gaf problemen op de slappe Hollandse bodem. Om deze reden, maar ook vooral vanwege beperkte financiële middelen en tijdsdruk, ontwikkelden ingenieurs in de Nederlanden, zoals Adriaen Anthonisz en Simon Stevin, een eigen systeem, dat later het Oud Nederlands systeem werd genoemd. Hierbij werd gebruik gemaakt van plaatselijk voorhanden materialen: water en grond. Het voornaamste obstakel voor de aanvaller werd een brede natte gracht. Soms was de vestingwal aan de zijde van de aanvaller van een bekledingsmuur voorzien, maar meestal niet. De bastions waren eenvoudiger van vorm, lagen dichter bijeen en konden elkaar goed ondersteunen. Dit laatste aspect werd verder versterkt in het Verbeterde Oud Nederlandse systeem. Later heeft de vestingbouwer Menno van Coehoorn het Nieuw Nederlands systeem ontwikkeld, waarbij nog meer nadruk werd gelegd op onderlinge ondersteuning en flankering van de verschillende elementen van het vestingstelsel.

 

Doorsnede vestingwal verbeterd

Hier een doorsnede van een Nederlandse vestingwal. Links is het open veld rondom de vestingstad en rechts de hoofdwal, daarachter ligt de stad. We beginnen links op de tekening: eerst is er een flauw oplopende strook terrein, deze loopt op tot borstwering hoogte. Dit gedeelte heet Glacis. Op het rode pad kunnen de verdedigers veilig en onzichtbaar voor de aanvaller, rondlopen en de verdediging organiseren. Dit werd dan ook een bedekte weg genoemd. Als een verdediger op het opstapje (Banquette) gaat staan, komt deze met hoofd en schouders boven de borstwering uit en kan dan op de vijand schieten. Dit deel van het vestingsysteem vormt een voorverdediging rond de buitenzijde van de vestinggracht.
Daarna volgt er een natte gracht en daarachter een onderborstwering, deze heet Fausse-bray.

De Gorinchemse vestingwal heeft deze voorziening niet. Daarna volgt de hoge hoofdwal, deze heet Courtine, daarop bevindt zich ook een borstwering. Het bovenvlak van deze borstwering loopt schuin naar voren af, dit stukje heet de Plongé. De verdedigers zijn hierdoor in staat, om iets naar beneden gericht schieten, indien de aanvaller dichtbij komt. Op de hedendaagse Gorinchemse vestingwal is het bovenvlak van de borstwering horizontaal gemaakt, omdat daarop een wandelpad is aangelegd.

 

800px-Traverse_Bonnet-Traverse.svg

 

Tot halverwege de 19e eeuw, was het de gewoonte om alles en iedereen open en bloot op te stellen. Weliswaar achter een borstwering en eventueel nog beschermd door schanskorven, maar verder was men toch blootgesteld aan de exploderende buskruitbommen. Maar toen het geschut preciezer ging schieten en ook de scherfwerking van bommen en granaten veel beter werd kreeg men behoefte aan meer dekking. Vanaf die tijd werden geschutposities voorzien van heuveltjes, dwars op de borstwering, waartussen de kanonnen werden geplaatst. Een exploderende granaat bij een kanon, had dan niet veel effect op de daarnaast staande kanonnen. Er waren Traversen, welk op gelijke hoogte met de borstwering bleven (A) en Traversen, welke over de borstwering doorliepen (B). Deze laatsten moesten tegen flankerend invallende granaten beschermen. Ook werden meer bomvrije gebouwen geplaatst, echter in Gorinchem is dat laatste niet gebeurd, hoewel er hiervoor schijnbaar wel plannen waren, gezien het feit dat de heuvels op de vestingwal op een kaart van de Genie aangegeven staan als gronddepot voor te plaatsen gebouwen.

 

Verdere ontwikkelingen in de vestingbouw

Doorslag 30,5 cm granaat binnenzijde op fort Broechem
Doorslag 30,5 cm granaat, gezien aan de binnenzijde van een bomvrij gebouw op fort Broechem.

In de 1e Wereldoorlog, was gebleken, dat van vestingsteden alle huizen werden platgeschoten en dat de door de Duitsers ontwikkelde enorme mortieren en houwitsers, zelfs de betonnen bomvrije gebouwen van de meest moderne forten konden doorboren. Bovendien was er een luchtwapen ontstaan met bommenwerpers.

De ervaring was, dat linies voorzien van kleine betonnen kazematten en schuilplaatsen in combinatie met loopgraven de beste bescherming en verdediging boden. Voor het kapotschieten van een klein betonnen bouwsel was het niet de moeite waard, om een kanon te laten aanrukken, wat zo groot en zwaar was, dat hiervoor een eigen spoorlijn of weg moest worden aangelegd. Bovendien was het zeer moeilijk, om zo’n klein object vol te raken, ook voor vliegtuigen met bommen.

 

VIS 77 kleiner

Het Nederlandse leger maakte in het Interbellum een set instructieboekjes, genaamd het “Voorschrift Inrichting Stellingen” (V.I.S.). Het waren praktisch instructies, hoe loopgraven, veldversterkingen, schuilplaatsen en mitrailleurnesten te maken. Maar er werden ook kleine gewapendbetonnen Kazematten en betonnen schuilplaatsen beschreven. Met tekeningen van een paar standaardtypen. De volgens deze instructie en tekeningen gebouwde Kazematten worden dan ook V.I.S. Kazematten genoemd. En Gorinchem viel de eer van de primeur te beurt.

 

VIS kazemat

 

De V.I.S. kazemat te Gorinchem uit 1930, de eerste V.I.S. kazemat in Nederland. Hiermee eindigt deze pagina over de vestingbouwontwikkeling, welke van invloed is geweest op de vestingwerken van Gorinchem.

Naar pagina TACTIEK, of terug naar Index