In dienst
Gijp Kreukniet, geboren in Gorinchem op 28 november 1919 kreeg op 17 september 1937 een kaart met instructies, zijnde een verzoek om zich op 06-10-1937 te melden bij de gemeentesecretarie te Gorinchem, ter inschrijving voor de dienstplicht.

Op 13-01-1938 volgde een dergelijke kaart, zijnde de oproep voor de keuring dienstplicht.
Hij moest op 28-02-1938 verschijnen in de voormalige O.L. School in de Zustersteeg no. 4 te Gorinchem.
Op 13-08-1938 kwam er een kaartje met wat zijn “bestemming” was.
De bestemming was “gewoon dienstplichtige”.
Op 13-10-1938 kwam er een roze kaartje “Indeling”, waarop staat dat hij is ingedeeld bij het 18e Regiment Infanterie, garnizoen Amersfoort. Het tijdvak van inlijving zou tussen 1 en 10 april 1939 liggen. De duur van deze eerste oefening zou 11 maanden bedragen (de dienstplicht was eerst 5½ maand en was nu vertweevoudigd naar 11 maanden).
Op 08-03-1939 volgt een dergelijke kaart, zijnde de “oproeping ter inlijving”.

Amersfoort
Hij moest zich op 11-04-1939 melden te Amersfoort in de infanteriekazerne van het 18e Regiment Infanterie. De naam van de kazerne en het adres stonden er niet bij en even Googelen was in die tijd nog lang niet aan de orde. Het bleek de Adolfkazerne te zijn.


Paraat in Zutphen
Begin september 1939 werd Gijp Kreukniet ingedeeld bij de parate troepen aan de grens met Duitsland en wel bij de 3e compagnie van het 18e grensbataljon (3-18GB), te Zutphen, wat viel onder de Territoriaal Bevelhebber Overijssel (T.B.O.).

Gijp schrijft niet over oefeningen en wapens, behoudens zijn briefkaart van 11-10-1939, daarin schrijft hij over een schietoefening met mitrailleur, waaruit valt op te maken, dat hij mitrailleurschutter was. En wel met de lichte mitrailleur, dat was de Lewis M20, stammende uit de 1e Wereldoorlog.


Fort Westervoort

Op 05-04-1939 wordt Gijp Kreukniet plotseling overgeplaatst naar fort Westervoort bij Arnhem.
Totaal werden 11 man, dus een infanteriegroep-grootte van 18GB overgeplaatst naar fort Westervoort en toegevoegd aan een sectie van 4-III-35RI. Volgens Gijp bracht dat de bezetting op ca. 75 man infanterie, ca. 25 man militaire politietroepen en een aantal matrozen. Later kwamen daar nog een aantal soldaten bij: van de kustartillerie, van de veldartillerie, torpedisten en genie. Er bleken ook veel soldaten van het 22e GB op het fort te zijn, die in de bomvrije ruimten onder de voorwal van het fort gelegerd waren, waarin zich ook de kantine bevond. Uit de verslaglegging van het Ministerie van Oorlog blijkt dat III-35RI origineel bestond uit 3 compagnieën en dat hieraan een compagnie van het 22e grensbataljon was toegevoegd en wel 1-22GB. Men kwam blijkbaar nog een lichte mitrailleur te kort en was een infanteriegroep met lichte mitrailleur van 18GB hieraan toegevoegd. Het geheel werd toen 4-III-35RI genoemd. Het 18e grensbataljon was opgeheven. Hiervan bestond nog 1 compagnie, verdeeld over een aantal grensposten en de rest was verspreid toegevoegd aan allerlei andere onderdelen, o.a. aan IV-15RI ter versterking van Rotterdam.

Gijp werd mitrailleurschutters in een S-kazemat, welke was ingegraven in de noordoostpunt van de fortwal. In de kazemat waren 3 schietgaten elk voorzien van een opzet voor lichte mitrailleur. Gijp tekende ook 3 mitrailleurs, echter er was maar één mitrailleur in deze kazemat. De politietroepen waren verantwoordelijk voor de bewaking van de brug en de bediening van de 5 cm snelvuurkanonnen in de rivierkazematten, welke bovenop de fortwal stonden, ter verdediging van de brug. In elk van deze kazematten was ook een zware mitrailleur, die door de infanterie werd bediend.

Groene cirkels = rivierkazematten – Rode cirkels = S3-kazematjes – Pijl = kazemat Gijp Kreukniet.

Hier heeft Gijp de situatie getekend met de toegang naar zijn kazematje. Deze type S3 kazematjes hadden als toegang een gat boven in de achterwand van ca. 60 cm breed en 50 cm hoog. In een standaard situatie was het de bedoeling dat deze kazematjes in een liniekade of borstwering waren gebouwd en dan sloot het toegangsgat aan op de loopgraaf daarachter.
Omdat deze kazemat dus laag in het aardlichaam van de fortwal zat, had men een onderaardse gang gemaakt vanuit de loopgraaf in de borstwering van de fortwal, naar het gat achter in de kazemat. De gang bestond waarschijnlijk uit een houten koker, die niet veel wijder of hoger was dan het toegangsgat in de kazemat. Gijp schrijft dan ook, dat ze hierdoor kruipend naar de kazemat moesten. Dus niet iets voor mensen met engtevrees.



Tijdens een gevecht met artilleriebeschietingen in dat kazematje zitten, met als enige uitgang het nauwe tunneltje, niet wetende wat er op het fort gaande was en ook nog de gedachte of je er ooit nog uit kan komen, dat vergt op zich al stalen zenuwen.
Gijp werd gelegerd in één van de houten keten op het fort, deze was 8 x 4,5 m groot, waarin ze met 10 soldaten moesten slapen. Naast zijn taak in de kazemat werden hij en zijn lotgenoten ook ingezet voor het op wacht staan bij de bruggen over de IJssel en later ook op andere posten in de omgeving. Deze bezigheden waren dusdanig intensief, dat er weinig tijd was om naar huis te schrijven. Toch maakte men tussen de verplichtingen door, voor elke keet een klein tuintje. Dit was op initiatief van de fortcommandant. Zo hadden de matrozen en torpedisten elk hun eigen tuintje en maakte Gijp het ontwerp voor een tuintje voor zijn keet.
De keet van Gijp werd “Klein Mokum” genoemd. Blijkbaar zaten er in zijn groep nogal wat Amsterdammers. De tuin werd dan ook een stadstuin.

Sinds zijn indeling op fort Westervoort deed Gijp uitgebreid verslag van de situatie op het fort, hij maakte een tekening van de indeling van het fort, noemde het aantal kazematten en andere veldverdedigingswerken en maakte een situatieschets van de kazematten op de noordoostpunt van het fort. Ook beschreef hij in zijn brieven de locaties en aard van versperringen en waar de telefooncentrale van de commandopost zich bevond.
Dit soort informatie was natuurlijk allemaal strikt geheim. Dat werd door hem klaarblijkelijk niet beseft. Gelukkig voor Gijp was er schijnbaar geen controle op de correspondentie van de soldaten, of deze was zeer slecht. Anders was hij hierdoor in grote moeilijkheden gekomen.
De brief van donderdag 2 mei 1940 met de schets van het tuintje was zijn laatste brief.
Kort daarna volgde de Duitse overval en was er geen correspondentie meer.
Oorlog
Vanuit zijn positie in de S-kazemat op de noordoostpunt van het fort, waarbij de kazemat met voorzijde richting noordoost stond, kon Gijp vanuit het rechter schietgat de bruggen zien, echter hij kon dus alleen zien, wat zich aan de noordzijde van de brug afspeelde.

In zijn verhaal bij de uitreiking aan hem van het Mobilisatie oorlogskruis in 2010, schrijft Gijp Kreukniet “GROOT ALARM, nu gaat het gebeuren! Om 04:00 uur zagen we aan de overkant een pantsertrein verschijnen als een afschuwelijk vuurspuwend monster, dat ook een groot aantal soldaten loosde”.
Het gezelschap kreeg een warm welkom van onze bovenburen (de rivierkazemat) met het snelvuurkanon en ook van een oud kanon naast het fort”. We zagen de treffers inslaan, het voorste gedeelte van de trein vernielen en ook soldaten uitschakelen. Maar toch klom een 20-tal de brug in, om te trachten de springladingen onschadelijk te maken”.
“Het was onze taak om dat te verhinderen met onze mitrailleur. Dat vergde toch een moeilijk moment. Op 9 mei zou je een moordenaar geweest zijn en op 10 mei verdedigde je daarmee je Vaderland. Het was dan ook een eng gezicht om zo’n soldaat tussen de brugconstructie te zien hangen. Gelukkig ging de brug de lucht in en zakte krakend in elkaar”.

Het was zeker een moeilijk moment, want het was toen even onvoorstelbaar, als dat het nu zou zijn, dat het in Nederland echt oorlog zou worden. De mensen in Nederland leefden een rustig, beschaafd en over het algemeen een simpel en netjes leven. De TV die ons nu dagelijks een portie geweld in geuren en kleuren brengt, bestond toen nog niet. Wij en zeker onze jeugd, die zich bezig houdt met extreem gewelddadige speelfilms en computerspellen, zijn eigenlijk mentaal al veel meer gehard dan de mannen die toen onze vrijheid moesten verdedigen.
Men had zich er niet op ingesteld, dat men iemand anders daadwerkelijk dood moest schieten. Dan werd je ineens wakker geschud uit je nette geregelde leventje en moest je van het ene op het andere moment beslissen of je op iemand schiet, waarschijnlijk doodschiet. Wat te doen: wel of niet schieten? Maar gelukkig was de toestand snel duidelijk en aarzelden de meesten niet lang om het Duitse vuur te beantwoorden met gericht vuur. We vervolgen het verhaal van Gijp:
“Maar toen kregen we de volle laag van onze overburen. De stukken beton vlogen om onze oren en het kanon boven ons zweeg. Een voltreffer had de richtmiddelen eraf geschoten en de bemanning ernstig verwond. Ook in onze kazemat hadden we een gewonde, die afgevoerd werd”.

De Duitsers hadden voor de oorlog ontdekt, dat het nieuw ontwikkelde antitankgeschut goed bruikbaar was tegen betonwerken. Het doordringingsvermogen in beton was groter dan dat van artilleriegranaten, het geschut was lichter en kleiner. Het kon makkelijk op zichtafstand van een kazemat opgesteld worden en het was een vlakbaanwapen, zodat er precies mee op de schietgaten geschoten kon worden. Op de onderstaande foto’s zijn ook geen kraters in het terrein te zien. De schade aan de kazematten is allemaal door antitankgeschut veroorzaakt. De donkere gaten in het gras zijn de schietgaten in ondergrondse houten kazematten voor een lichte mitrailleur, welke ook op de loopgraaf waren aangesloten.


Op de zijkant van het S-kazematje, waar Gijp Keukniet zat, zijn zes inslagen te zien van de Duitse 3,7 cm PAK (Pantzer Abwehr Kanone). Als een granaat van dit kanon zo’n kazematje trof, dan gaf dat binnen in de kazemat plotseling een enorme klap, die de kazemat deed trillen en nagalmen. Tegelijk vlogen er ook binnen scherven beton van de muren en ontstond er een wolk betonstof, die dan als een grijze mist een tijdje in de kazemat bleef hangen en samen met de rook die van de mitrailleur kwam, het zicht beperkte en het ademen moeilijk maakte. Wanneer er vanuit een kazemat niet meer werd gevuurd, hielden de Duitsers op met schieten. Dat wil dus zeggen, dat Gijp en zijn maten minstens door zijn blijven vuren gedurende de tijd, dat de Duitsers zes treffers op het kazematje wisten te plaatsen.

Gijp noemde een “oud kanon” naast het fort. Dit was een zogenaamd 8 staal. Dat was een oud veldkanon. Deze kanonnen waren aangeschaft in 1881, in 1939 uit de “mottenballen” gehaald en een enkele zelfs uit een museum geplukt. Dit wegens een nijpend tekort aan geschut. Er was een uit gemobiliseerde dienstplichtigen samengestelde afdeling artillerie gevormd met de 8 staal, welke in de Peel-Raamstelling was opgesteld. De overige kanonnen waren verdeeld over de IJssel- en Maaslinie als infanterie ondersteuningswapen, zodat hier en daar, alleen bij belangrijke punten zo’n kanon stond. Bij fort Westervoort stonden zelfs 2 van die kanonnen, 1 aan elke zijde op ca. 700 m vanaf het fort. Echter na 8 schoten kreeg het rechter (zuidelijke) kanon een defect aan het sluitstuk en zweeg dus ook.

Echter de 8 staal kanonnen waren gekomen ter vervanging van de 4,7 cm PAG (Pantser Afweer Geschut). Dit waren recent aangeschafte moderne wapens, die van de IJssel naar de hoofdverdediging verplaatst zouden worden. Maar op deze 10e mei was de PAG nog niet weggehaald en nog operationeel met bemanning. Dus ook de PAG, opgesteld in de buurt van de 8 staal kanonnen aan weerszijden van de brug openden het vuur op de pantsertrein. Het stuk aan de zuidzijde plaatste twee treffers. Het stuk aan de noordzijde eveneens.

Fort Westervoort werd tot dan toe beschoten met het geschut van de pantsertrein, anti-tankgeschut, mortieren en mitrailleurs. Echter tussen 06:00 uur en 07:00 uur kwamen de 12 houwitsers 10,5 cm van de 2e afdeling van het artillerieregiment SS (II/AR.SS) en 4 houwitsers 15 cm van de 10e afdeling artillerie van het 256e artillerieregiment (10/256AR) in stelling en begonnen een artilleriebeschieting op het fort en de omgeving. Onder dekking van deze beschieting deden de Duisters om ca. 08:00 uur een stormaanval met rubberbootjes over de IJssel iets ten zuiden van de bruggen.


Door de beschieting gingen op het fort de fortwachterswoning, belendende gebouwtjes en alle houten keten in brand, er ontstond een verzengende vuurzee op het binnenterrein. Ook de zuidelijke rivierkazemat is inmiddels zwaar beschadigd en uitgevallen. Er waren op het fort nog maar twee lichte mitrailleurs onbeschadigd, terwijl ten zuiden van het fort ook maar enkele kazematjes de beschieting hadden doorstaan. Toch was het vuur uit de overgebleven kazematjes en stellingen dusdanig, dat deze eerste Duitse rivierovergangspoging net ten zuiden van de brug, werd afgeslagen.

De loopgraven op het fort waren niet voorzien van schuilnissen en waren aan deze zijde op bevel van de luitenant Van der Hoeven ontruimd, want door de vele schoten op en nabij de rivierkazemat zuid, joegen de scherven van deze granaten door de loopgraaf. Bovendien kon men het hoofd niet boven de loopgraaf uitsteken om te schieten, vanwege het dichte mitrailleurvuur van de Duitsers.
Volgens het verslag van het Ministerie van Oorlog waren de lichte mitrailleurs in de kazematjes nog intact bij de eerste overgangspoging van de Duitsers, iets na 08:00 uur. Dus de bemanning van het kazematje waar Gijp zat was al bijna 4 uur in gevecht. Na de mislukte overgangspoging werd de artilleriebeschieting nogmaals en nog intensiever herhaald.
Er is een onbevestigd verhaal dat op dat moment de mensen weg wilden. Sergeant Van Ewijk zou dit onder bedreiging van zijn pistool hebben voorkomen. Sergeant Van Ewijk was van origine van 22GB en commandant van de kazemat waar Gijp Kreukniet in zat, maar waarschijnlijk ook van de houten kazemat daarnaast in de frontwal, dus van beide lichte mitrailleurs noord. Het is niet duidelijk of het pistoolincident in de kazemat was, waar Gijp Kreukniet in zat. Het ligt meer voor de hand, dat de situatie in de houten kazemat met het grote frontale schietgat eerder onhoudbaar was geworden.
Iemand was toen op het idee gekomen om de mitrailleurs op afstand te bedienen d.m.v. touwtjes. Dat staat ook in het verhaal van Gijp. Volgens luitenant Van der Hoeven, de fortcommandant, gebeurde dit ook op de zuidkant, dus daar is communicatie over geweest. De bediening met touwtjes vond plaats tijden de tweede en succesvolle aanval van de Duitsers.

Echter om te schuilen voor de artilleriebeschieting verzamelde luitenant Van der Hoeven de mannen van de zuidzijde van het fort in de kantine in de bomvrije gebouwen onder het dikke aardwerk van de voorzijde van het fort. Maar de toestand werd daar onhoudbaar door de geweldige hitte van de brand. Inmiddels wisten Duitse troepen via de brugspanten en met rubberbootjes het fort te bereiken. Na overleg met zijn onderofficieren werd de hele toestand onhoudbaar bevonden en besloot luitenant Van der Hoeven tot capitulatie. Er werd een witte vlag uitgestoken. Echter op het noordelijke deel van het fort had men dat niet gezien.
Gijp Kreukniet schrijft: “Ons uitzicht was verdwenen door rook en stof, zodat ons verblijf zinloos was geworden. We kropen dus uit ons ondergrondse hol, maar onze kameraden in de loopgraven hadden het zeer moeilijk. De Duitsers maaiden alles wat even boven de beschutting kwam eraf, zodat we de mitrailleur met een touwtje in actie moesten brengen”.
“We vonden aansluiting bij een andere groep en gingen verder op zoek naar zinvol werk, toen we plotseling een groepje Duitse soldaten zagen. We denken aan een doorbraak en schieten ze neer. Dat bleek een grenzeloze vergissing , want de woedende Duitse soldaten wijzen op de witte vlag, die wij uiteraard niet hadden gezien. De Duitsers waren bovenstrooms dus toch over de rivier gekomen en rolden zo onze verdediging op. Foute boel dus”.
“Ons groepje bevond zich in de achterhoede van dit gebeuren en zag kans om, met de spoordijk als dekking een poging te doen om de Grebbelinie te bereiken. Maar helaas liepen we in Arnhem ook tegen een Duitse patrouille op. Dus moesten we maar naar het noorden uitwijken en met een grote omweg contact met eigen eenheden vinden. Dat is gelukt, maar inmiddels was de capitulatie een feit”.

Fort Westervoort is in 1983 grotendeels afgegraven voor de verbreding van de verkeersweg en de aanleg van een verkeersplein. De kazematten zijn verdwenen, alleen de bomvrije gebouwen in de voorwal zijn nog over en afgesloten tegen vandalisme.


Tijdens de strijd om de IJsselovergang en fort Westervoort zijn uiteraard meerdere militairen gesneuveld of gewond geraakt. Gijp Kreukniet heeft geluk gehad, want zeker in een oorlog komt de dood zonder aanziens des persoons.
Geschreven door Hugo Ouwerkerk.
Regie Guus Haandrikman.
Met dank aan:
- Jan en Antoni van Camp voor het beschikbaar stellen van correspondentie, tekeningen en foto’s van Gijp Kreukniet.
- Kees Koning voor het leggen van de contacten.
Bronnen:
- Map met verzamelde correspondentie en foto’s van Gijp Kreukniet.
- Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) gevechtsverslagen en het verslag van het Ministerie van Oorlog ”De strijd op Nederlands grondgebied tijdens de Wereldoorlog II / De Groene Serie” via Archieven.nl.
- Internet site http://www.westervoort1940.nl/
- Boek Grebbelinie 1940, door E.H. Bongers, 2002 uitgeverij Aspekt, 11e druk 2004,
ISBN90-5911-083-8. - Internetsite http://www.westervoort1940.nl/
- Internetsite https://www.grebbeberg.nl/
- Stichting Menno van Coehoorn, documentatiecentrum.
- Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) beeldbank.
- Digitale Bildarchiv des Bundesarchivs Deutchland.