Doorgang in Bastion VI, bij Tolkazerne

Situatie Bastion VI rond 1930. Foto: Regionaal Archief Gorinchem.

Eind oktober 1944 is er door de Duitse bezetter met explosieven een opening gemaakt in de vestingmuur van Bastion VI. Dit zodat men sneller op Buiten de Waterpoort en de Punt kon zijn, van waar men schepen (vooral het grote veer, ten behoeve van versterking, bevoorrading, of terugtrekking troepen in de frontlijn langs de Bergsche Maas) op de Merwede probeerde te beschermen tegen aanvallende vliegtuigen.

Situatie na springen Vestingmuur. Foto: Regionaal Archief Gorinchem.

Na de doorbraak werden werknemers van De Vries Robbé verplicht tot het doen van werkzaamheden om de Molenstraat langs de Tolkazerne door te trekken naar Buiten de Waterpoort. Er kwamen er maar weinig opdagen en sommigen gingen weer weg.

Gedeelte uit verklaringen van medewerkers van De Vries Robbé, gedaan in 1947, op verzoek van net NIOD.

In het boek “Lieve IDA, brieven uit de hongerwinter” Jaarboek 2020-1 van de historische vereniging Oud-Gorcum, wordt het doorbreken ook vermeld.

Maaike Mik schrijft op 30 oktober: “Ook achter de Tolkazerne hebben ze gaten in die dikke vestingmuur laten springen en willen daar doorheen een weg maken direct op de Molenstraat aansluitend. ’t Heeft nu geen zin meer, nu er toch bijna niets meer uit Brabant overkomt, de ontploffingen hebben heel wat ruiten gekost daar in de buurt, vooral ook bij de Leeszaal en ze waren gewaarschuwd, dus hadden alles opengezet. Wij ook, ik had de meeste schilderijen van de muur genomen, de lampjes losgedraaid en wij hebben amper de knal gehoord, zoo weinig is die doorgekomen.”

De moeder van Ida van Hoogdalem schrijft op 1 november: “Bij de Leeszaal hebben ze die steenen muur laten springen. Je kunt nu van de boot regelrecht de Molenstraat inrijden.”

Op 2 juli 1946 meldde de eerstaanwezend ingenieur der Genie, Majoor A.M.S. Perquin aan het gemeentebestuur dat men van plan was om de door de Duitse Weermacht gemaakte doorgang voor het verkeer af te sluiten en in oude toestand terug te brengen. Hij gaf tevens aan dat als de gemeente deze doorgang voor voetgangersverkeer zou willen behouden, men hiervoor een verzoekschrift moest richten tot de minister van Oorlog.

Brief Eerstaanwezend Ingenieur der Genie aan B&W Gorinchem.

Het gemeentebestuur legde de vraag, voor advies, voor aan Gemeentewerken. De directeur van Gemeentewerken gaf aan dat het technisch mogelijk is om een rijweg, achter de Tolkazerne om, aan te leggen. Deze zou een helling hebben van 1:17 tot 1:20, terwijl de Tolsteeg een helling heeft van 1:16. Blijkbaar had men hem gevraagd om te onderzoeken of er een rijweg kon komen zodat het verkeer naar het veer niet meer door de scherpe bochten en de nauwe Tolsteeg zou moeten. Het moest dan eenrichtingsverkeer worden.

Na het advies vroeg het gemeentebestuur aan de Koninklijke Nederlandse Automobiel Club (KNAC)  advies over deze oplossing. Men vroeg zelfs of de KNAC bij kon dragen in de kosten van deze verkeersverbetering. De KNAC was het eens met het plan en heeft wat verkeerstechnische opmerkingen. Zij gaven aan geen middelen te hebben om bij te dragen in de kosten.

De commissie van Bijstand in zaken van Gemeentewerken gaf aan dat iedere Gorcumer de doorbraak toe zou juichen. Welke manier van aanleg moest in de praktijk blijken. Wel gaf men aan dat door de bouw van de brug over de Merwede het verkeer aanmerkelijk zou verminderen.

Het duurde de eerstaanwezend ingenieur der Genie, Majoor A.M.S. Perquin blijkbaar te lang, want op 12 december 1946 meldde hij dat de doorgang door hem tijdelijk zou worden afgesloten.

Brief van eerstaanwezend ingenieur over afsluiting doorgang.
Reactie B&W op voornemen tot sluiting van de doorgang.

Op 14 januari 1947 antwoordde men dat het maken van een doorgang vanaf de Molenstraat inmiddels in een vergevorderd stadium van voorbereiding was, zodat binnenkort een definitieve beslissing was te verwachten. Dit antwoord was blijkbaar niet voldoende, want de doorgang en  de Pelwal richting de Schuttersgracht werden met prikkeldraad afgesloten. Doordat het prikkeldraad door de burgerij gedeeltelijk werd verwijderd, werd er in augustus een afdoende versperring gemaakt.

Dit was aanleiding voor B&W om de eerst aanwezend ingenieur, dit was inmiddels overste G.W.J. van Walraven, uit te nodigen voor een gesprek op  5 augustus.

In dit onderhoud stelt de voorzitter, Van Rappard, dat B&W ontstemd zijn door de afsluiting, omdat de gemeente praktisch nooit iets te maken heeft gehad met de zogenaamde T.B.C.-wal. (De wal in Bastion V werd door de vereniging tot bestrijding van de T.B.C. gebruikt). Men gaf ook aan dat men met zijn voorganger altijd goed overleg had.

Overste Walraven gaf aan dat hij ter plaatse nog onvoldoende bekend was en zich gebaseerd had op aanwezige stukken. Hieruit bleek dat de gemeente in augustus 1940 een huurcontract had afgesloten voor het gedeelte van de wallen tussen de Arkelpoort en de Kanselpoort, en tussen de Kanselpoort en de voormalige Waterpoort. Verder was er een overeenkomst uit 1943 om op Bastion V een kinderspeelplaats aan te leggen. Hieruit concludeerde hij dat de gemeente aansprakelijk was voor de ernstige verwaarlozing van het gebied en dat hij het daarom had laten afsluiten.

Van Rappard bestreed deze opvatting omdat de gemeente nooit iets te maken had gehad met de militaire gronden. Bastion V was door het Rijk in gebruik gegeven van de vereniging ter bestrijding van de T.B.C. en de kinderspeelplaats was in 1944 door de bezetter gebruikt voor de aanleg van verdedigingswerken. Op 1 juli 1947 was de overeenkomst voor de kinderspeelplaats opgezegd en waren de verdedigingswerken opgeruimd. Daarom is de gemeente niet verantwoordelijk voor de wanorde die door de bezetting was ontstaan.

Het TBC-gebouw op Bastion V. Foto: Regionaal Archief Gorinchem.
Zicht op Bastion V. Midden op de foto een klein buskruitmagazijn. Op de achtergrond twee gebouwtjes voor TBC-patiënten. Rechtse gebouw, gedeeltelijk achter de bomen, is het gebouw van eerdere foto. Foto: Regionaal Archief Gorinchem.

Overste Van Walraven gaf aan dat hij moest afgaan op aanwezige stukken, maar dat die blijkbaar niet de feitelijke toestand weergaven.

B&W gaven aan dat de Gorcumse bevolking het wandelpad wenste te behouden.

In het overleg werd afgesproken:

  1. De gemeente wendt zich via de eerstaanwezend ingenieur tot de minister van Oorlog voor een vergunning voor het maken van een wandelpad en het oprichten van een oorlogsmonument.
  2. Tevens zou men een vergunning aanvragen voor de aanleg van een kinderspeelplaats op Bastion V.
  3. Overste Van Walraven zal zich tot zijn commandant richten voor toestemming om de afsluiting van het wandelpad op te heffen.

In de uitgebreide brief aan zijn commandant bracht Van Walraven de visie van de gemeente over, maar gaf wel aan dat hij het hier niet mee eens was. Hij noemde de doorgang op Bastion VI, regelmatig de clandestiene zesde uitgang. Hij vroeg zijn commandant of hij de afsluiting mocht handhaven tot de gemeente met voorstellen zou komen. Verder wees hij naar het artikel in het Nieuwsblad voor Gorcum en Omstreken van 4 augustus 1947.

Doorgang zesde uitgang versperd. Nieuwsblad voor Gorcum en Omstreken van 04-08-1947.

Overste Van Walraven stuurde een kopie van de brief aan zijn commandant ook aan B&W. Men was het over het algemeen eens met de inhoud, maar maakte toch duidelijk dat de afsluiting zo snel mogelijk opgeheven moest worden.

Gedeelte uit brief van B&W aan de eerst aanwezend ingenieur van 12-08-1947.

Overste Van Walraven reageerde en gaf aan dat hij bij de Inspecteur van Domeinen zou informeren of de gemeente alsnog kon worden verplicht om onderhoud op de wal te plegen. Verder gaf hij aan dat de versperring blijft “om verder uitlopen van de wal tegen te gaan, om paal en perk te stellen aan de baldadigheid van de jeugd en om de grasmat gelegenheid te geven zicht te herstellen.”
Hierna volgden er nog een aantal brieven, waarin overste Van Walraven en B&W steeds hun standpunten herhaalden, maar van een voortgang van de plannen van het wandelpad was geen sprake.
Om de impasse te doorbreken stelde de Commandant van de Genie op 13 september 1947 voor om in een mondeling overleg tot een oplossing te komen. Hij herhaalde echter in die brief de reeds door overste Van Walraven ingenomen opstelling aangaande de verantwoordelijkheden van de gemeente. Of dit gesprek heeft plaatsgevonden is niet in stukken terug te vinden.

Het duurde echter tot 6 oktober 1947 voordat er een verzoek bij de minister van Oorlog werd ingediend. Inmiddels was het plan om een rijweg aan te leggen om financiële redenen vervallen. Door de toekomstige aanleg van de Merwedebrug vond men het onverantwoord om hier geld aan uit te geven. Het was nu de bedoeling om de doorgang alleen voor voetgangers geschikt te maken en in de Saillant van Bastion VI een monument voor de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog op te richten. Dit zou moeten worden gemaakt door Ir. H.V. Gerretsen en zou ongeveer f. 13.000.- kosten.
Ook werd er een verzoek ingediend voor de inrichting van een speelplaats voor kinderen op Bastion V.

Overste Van Walraven liet weer van zich horen en stuurde de gemeente de voorwaarden voor deze verzoeken. De doorgang moest ’s-nachts worden afgesloten en er moesten borden worden geplaatst waarop werd aangegeven dat het geen openbare weg was. Verder moest de gemeente op haar kosten werken uitvoeren aan de wal, als dat door het belanghebbende Waterschap of Rijkswaterstaat werd gevraagd. De gemeente en Van Walraven gingen na een wijziging over het laatste onderwerp akkoord.

Op 4 februari 1948 stuurde de gemeente het bestek voor het oorlogsmonument naar de minister van oorlog. Omdat het monument op de plek van de te herstellen walmuur zou komen, vond B&W het logisch dat het ministerie van Oorlog zou bijdragen in de kosten voor het monument, want als dat er niet zou komen dan had men hogere kosten voor het herstel van de walmuur. Het ministerie van Oorlog ging akkoord met de aanleg van een wandelpad dat afgesloten moest kunnen worden met ijzeren hekken, maar de plaatsing van een oorlogsmonument in de Saillant van Bastion VI werd afgekeurd omdat Bastion VI nog steeds tot de geclassificeerde vestingwerken behoorde. De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg gaf ook aan dat de vestingwerken een monument waren.

Overste Van Walraven stuurde op 26 juni 1948 de Gemeente een brief met bestek. In het poortje zouden links en rechts sleuven moeten komen voor het plaatsen van schotbalken, zodat de doorgang, bij hoogwater, snel afgesloten kon worden.

Uitsnede uit bestek van 16 juni 1948.

Op dit bestek is te zien dat de bedoeling was om de doorgang aan de bovenkant af te sluiten. Dit is niet zo uitgevoerd, want op een krantenfoto uit 1952 is reeds de huidige situatie te zien. Ook kwamen er geen sleuven voor de schotbalken, volgens het Hoogheemraadschap “De Alblasserwaard met Arkel beneden de Zouwe”, was dit niet nodig omdat de hoogte van de doorgang boven 6.50 + N.A.P lag.

Doorgang in 1952. Nieuwsblad voor Gorcum en Omstreken van 10-12-1952.

De gemeente ging ook een gedeelte van de wal huren en moest langs het voetpad een afrastering aanbrengen, aan beide kanten van de doorgang een af te sluiten hek maken en de begroeiing goed onderhouden.

Uitsnede uit overzicht te verhuren grond aan de gemeente Gorinchem van 10 januari 1949.

Inmiddels verscheen weer een artikel in de krant, waaruit blijkt dat men ongeduldig werd.

Nieuwsblad voor Gorcum en Omstreken van 24-06-1949.

Op 10 oktober 1949 werd eindelijk de aanbesteding gedaan, de laagste inschrijving was van Hendrik Pellikaan voor Fl. 6400.-.

In juni 1950 was het herstel van de walmuur en de doorgang gereed. Maar volgens de eerstaanwezend ingenieur, inmiddels kapitein H.J. Schoolland, had de gemeente nog geen afrasteringen en afsluitbare hekken geplaatst. Daarom had hij de doorgang met prikkeldraad afgesloten en zou hij spoedig een ijzeren hek in de doorgang laten plaatsen, dat uiteraard gesloten zou blijven. De gemeente gaf aan dat het voetpad spoedig gereed zou zijn en dat het maaien niet was gebeurd in verband met het tekort aan kundig personeel.

Reaktie B&W aan eerstaanwezend ingenieur.

Uit een artikel in de krant blijkt dat het snel was opgelost,

Nieuwsblad voor Gorinchem en Omstreken van 07-07-1950.

Er waren nog wat opmerkingen, maar die zijn blijkbaar ook opgelost.

Nieuwsblad voor Gorinchem en Omstreken van 09-08-1950.
Nieuwsblad voor Gorinchem en Omstreken van 26-10-1955.
Situatie op 05-06-2021. Foto Joop Kuijntjes

De doorgang bestaat nog steeds en wordt door veel wandelaars gebruikt. Het afsluitbare hekwerk is nog aanwezig, maar niet meer op slot te doen. Het lichtpunt is er uiteindelijk ook gekomen.

Schrijver: Joop Kuijntjes
Onderzoek: Joop Kuijntjes
Redactie: Hugo Ouwerkerk en Barry van Baalen

Bronnen:

Regionaal Archief Gorinchem, Secretariearchief, dossiers 250 en 435.

Regionaal Archief Gorinchem, archief De Vries Robbé (afkomstig uit den Haag RA Inv.nr. 235).

Regionaal Archief Gorinchem, krantenarchief.

Jaarboek deel 35, 2020-1 van de historische vereniging Oud-Gorcum: “Lieve IDA, brieven uit de hongerwinter”