Vanaf de Kanselpoort

                                                                                                                                                                                                             (© Bert Stamkot, 2023)

In deze bijdrage wordt aandacht geschonken aan de Westwagenstraat, gerekend vanaf de middeleeuwse Kanselpoort met aangebouwde Onze Lieve Vrouwekapel. Vervolgens komt de vervanging van de poort door een coupure met brug in een omgracht avancée als onderdeel van de ‘tussenfase’ tijdens de omvorming van de middeleeuwse stadsommuring naar de in 1600 moderne gebastionneerde omwalling. Daar werd een nieuwe Kanselpoort gebouwd, waarvan de naam vanaf 1818 duidt op (wederom) een coupure.

De middeleeuwse Kanselpoort

Vanouds wordt Gorcums westelijke uitgang de Kanselpoort genoemd. In de middeleeuwen – de oudst bekende vermelding is van 1464 [Emck (1914) 9] – vormde het een poortdoorgang in de stadsmuur om later westwaarts te worden afgelost door twee nieuwe poortlocaties, waar hierna ook op wordt teruggekomen. Wat is er logischer dan die oude stadspoort te associëren met de twee huisgevels die wat schuin op de as van de Gasthuisstraat en (de in de middeleeuwen korte) Westwagenstraat staan? Het gaat hier om de panden met de huisnummers 28-28a en 30. Het eerste pand is getooid met een mooie, ingesnoerde lijstgevel en wordt gedateerd op het eerste kwart van de zeventiende eeuw en is dus van na de vestinguitleg. Het tweede pand dateert eind negentiende eeuw.

Panden Westwagenstraat 28, 28a en 30. Foto: Joop Kuijntjes.

De oudste Kanselpoort moet ietsjes verder westwaarts hebben gestaan. Immers, de kaart van Jacob van Deventer toont aan dat er tussen de poort en de bebouwing van de noordzijde van de Westwagenstraat, een straat noordwaarts direct achter de stadsmuur liep, die de – dan nog korte maar ook oplopende – Melkstraat passeerde en verder het tracé van het Heerenlaantje volgde, waarvan alleen de locatie van het eerste, inspringende hoekpand nog aan deze stadsmuurstraat refereert.

Oplopende Melkstraat. Foto: Joop Kuijntjes.

De stadsmuur liep dus niet direct langs de Oude Lombardstraat zoals Emck en Van Peer nog veronderstelden. [Emck (1929) 9; Van Peer (16 juli 1976) 3] De reconstructiekaart van Emck en Naumann uit 1922 biedt, wat de stadsmuur benoorden de oudste Kanselpoort betreft, een beter beeld.

Kaart met situatie voor en na de uitleg van 1600. RAG THA0-231.

De poort moet dus ietsjes noordelijker gedacht worden, zodat – als er nog eens fundamenten kunnen worden blootgelegd – de poortdoorgang mogelijk voor een klein deel onder de bebouwing van de panden 32 en 34 ligt. Aan de zuidkant, bij de huisnummers 39-41 en 43-45 kunnen wellicht ook nog fragmenten van de poort zijn te vinden. Ideaal zou het zijn als, naar Haarlems voorbeeld, het verloop van fundamenten van de stadspoort  dan in de bestrating aangebracht kan worden.

Reconstructie-plattegrond van de oude Kanselpoort met omgeving. Nummer 1 is Westwagenstraat 28-28a, nummer 2 is Westwagenstraat 30 en nummer 3 is Melkstraat. Met een kruisje is de OLV-kapel aangegeven. tekening Bert Stamkot.

De Onze-Lieve-Vrouwekapel

Tegen de poort en de stadsmuur aan stond de Onze-Lieve-Vrouwekapel. De noordmuur zal gespoord hebben met het verloop van de gevelwand van de Westwagenstraat beoosten de Hazewindhondstraat, zodat de kapel iets verder noordwaarts reikte dan de huidige huisnummers Westwagenstraat 37 en het hoekpand Hazewindhondstraat 2-4. Die panden geven met die noordelijker bouwgrens de omvang van de kapel aan. Zuidelijk van Hazewindhondstraat 2-4 is geen bouwactiviteit van voor de achttiende eeuw aangetroffen [zie het vestinghoofdbrekens-artikel: ‘Van Raven via Schutters naar de Nieuwstad’]

Westwagenstraat 37, hoek Hazewindhondstraat. Foto: Joop Kuijntjes.

De plattegrond van Jacob van Deventer kent meerdere versies, op één daarvan is de kapel duidelijk zichtbaar vanwege het blauw gekleurde leien dak met daarnaast de Hazewindhondstraat. Maar hoe de kapel er in feite uitzag blijft gissen. Over de ouderdom is ook weinig bekend, anders dan dat er vanaf 1544 melding wordt gemaakt van ‘het ghilde van onser liever Vrouwe in de Capel aan die Canserpoirte’. De gildebroeders waakten  over het beheer en het onderhoud van het gebouw. In de kapel mochten ter dood veroordeelde misdadigers, in aanwezigheid van stadsbestuurders, hun laatste mis bijwonen. De nabijheid van de Gevangentoren (wellicht een muurtoren aan de Schuttersgracht tegenover de latere Hoge Torenstraat) kan een verklarende factor zijn. Een historische rol speelde de kapel als de locatie waar op 26 juni 1572 tot de toelating van de watergeuzen werd besloten. [Van der Donk (1949) 42]

Onze Lievevrouwekapel op de kaart van Jacob van Deventer.

Is de aanwezigheid van een kapel naast een stadspoort normaal? Slechts één bekend en nog herkenbaar voorbeeld vormt de Sint-Olofskapel naast het straatje met de naam Sint-Olofspoort, dat de verbinding vormt tussen de Warmoesstraat met de Zeedijk in Amsterdam. De kapel werd gebouwd in het midden van de vijftiende eeuw en kreeg gezelschap van een ronde Jeruzalemkapel, die werd opgeslokt toen de Sint-Olofskapel in 1644 werd uitgebreid tot de hervormde Oudezijdskapel. Het gebouw bleef tot 1914 als kerk in gebruik. Na restauratie in 1991 werd de kerkzaal een congresruimte voor het nabij gelegen Barbizon hotel. De fundamenten van de Jeruzalemkapel zijn in de vloer zichtbaar gemaakt. De poort maakte onderdeel uit van de oudste omwalling van Amsterdam (circa 1370-1380) en werd in 1618 afgebroken.

Detail van het door Cornelis Anthonisz in 1544 gegraveerde stadsbeeld. In het midden de Sint-Olofskapel en rechts daarvan de Sint-Olofspoort. Achter de poort de Warmoesstraat, op de voorgrond de (huidige) Prins Hendrikkade]

Wagenplein?

Zoals hiervoor al gememoreerd heeft archeologische onderzoek aangetoond dat er tot de achttiende eeuw geen bouwactiviteiten zijn geweest, zuidwaarts vanaf Hazewindhondstraat 2-4 tot en met de voormalige brandweerkazerne aan de Struisvogelstraat. Ook is de ligging van de stadsmuur overeenkomstig het verloop van de huidige kademuur. Er is voorts (nog?) geen aanwijzing dat de oostelijke rooilijn van de Hazewindhond- en Struisvogelstraat verder westelijk zou hebben gelopen. Kortom, het is denkbaar dat er hier zo dichtbij de Kanselpoort een wagenplein kon worden ingericht, waar ook vee kon worden gestald. De aanvoer over water via de Schelluinse Vliet kan de behoefte aan een veilige parkeer- of stapelruimte direct binnen de stadspoort hebben bevorderd.

De handel en de vraag naar helpende handen kunnen de naam van de Kanselpoort verklaren. Als er teveel helpende handen waren moest er worden geloot of gedobbeld om een kans op werk te maken. Later gebeurde dat bij de iets westelijker Smakheul, dobbelen of  ‘smakken’ om voor een klusje in aanmerking te komen [Van Peer (16 juli 1976) 3]. Rond 1900 was de Visbrug de plek voor dagloners om op werk te azen. [Stamkot in:Twintig eeuwen (2018) 399]. De poortnaam is ook wel als Cancelary-poort omschreven [Kemp (1656) 36; Van Peer (16 juli 1976) 3]. Wellicht klonk dat wat sjieker, maar onjuist, want archiefvorming en -beheer vond op het stadhuis plaats. Toen het stadhuis in 1591 werd uitgebreid, was de oude Kanselpoort (als mogelijke tijdelijke archief-opslagplaats) al gesloopt. 

Half-bastion

Er zijn meerdere op 1592 gedateerde kaarten die een goed beeld geven van de zogeheten ‘tussenfase’ te Gorinchem. Daarop is vóór de oude Kanselpoort een half-bastion aangegeven met een uitgang in de zuidelijke ‘keel’ van het bastion, ongeveer daar waar de huidige Schuttersgracht en de Smakheul(gracht) samen komen. Een getekende brug geeft aan dat hier een doorgang (coupure?) door de wal van het half-bastion is gemaakt en dat de brug over de vestinggracht leidt naar de naar de buitengrachtweg ter hoogte van het begin van de Schelluinse Vliet. Er moest vanaf de Westwagenstraat via Kanselpoort naar de coupure (de ‘tweede’ Kanselpoort) met brug een bocht worden gemaakt, waaraan de schuine gevelrichting van de panden 28-28a en 30 een flauwe afspiegeling lijkt te vormen.

Uitsnede Kaart Jacob Kemp uit 1592. RAG.

Het half-bastion zou ook als een avancée kunnen worden beschouwd, een buitenwerk voor een poort, in dit geval de oude Kanselpoort. Zo werd immers vrij gemakkelijk en snel voorkomen dat vijandig geschut recht door de poort de achtergelegen (nog korte) Westwagenstraat en de Gasthuisstraat kon bestrijken. Met de verlegging naar de zuidkant van de nieuwe toegang met brug was dat onmogelijk geworden. De verdediging van de brug met coupure werd nog versterkt toen de avancée ook bescherming kreeg vanaf de noordflank van het hoornwerk van de Nieuwstad [zie: Stamkot, ‘Van Raven via Schutters naar de Nieuwstad’].

Mogelijk slaat de vroege ‘bezigheid’ bij de Kanselpoort in 1578 al op de aanleg van de avancée [Annema en Kampjuis (2002) 15 en 22].

Reconstructietekening Kanselpoort.

Het vroedschapsbesluit van 13 oktober 1587 inzake de bouw van een nieuwe Kanselpoort [Emck (1929) 57] zal waarschijnlijk betrekking hebben gehad op de kanselcoupure in het half-bastion. Eerst daarna, in 1589, werd de overbodig geworden oude poort, samen met de kapel, afgebroken. Het afkomende materiaal, zoals dakpannen en stenen, werd hergebruikt voor de bouw van de Doelen aan de Molenstraat [Van Groningen (1992) 125].

Wel of geen ‘tussenfase’?

Het lijkt logisch dat het vanaf de aansluiting van Gorinchem bij de Geuzen en de eerste Vrije (Hollandse) Statenvergadering in 1572 moeizaam opereren was, de oorlog woedde en de financiële middelen waren beperkt. Reden waarom het met de aanleg van nieuwe verdedigingswerken behelpen was ook al omdat men op de oude middeleeuwse muren en poorten alleen niet meer kon vertrouwen. Een ‘tussenfase’ kenmerkt zich door improvisatie: snel opgeworpen wallen en nieuw gegraven grachten dichtbij, maar ook buiten, de middeleeuwse ommuring.

Annema en Kamphuis (2002) zien naast hun uitgebreide feitenrelaas die ‘tussenfase’ niet zo zitten en achten het onjuist te stellen dat de kaarten uit 1592 een ‘noodomwalling’ weergeven. Die interpretatie is volgens hen een gevolg van het feit dat wij nu weten dat het uitgevoerde niet aan de eisen van de moderne oorlogvoering voldeed en omdat wij nu ook weten dat er een andere vesting voor in de plaats is gekomen. [p.17]. Tja wat moet je dan als historicus, negeren wat vooraf of nadien heeft plaatsgevonden? De diverse kaarten geven ondubbelzinnig een beeld dat méér biedt dan de middeleeuwse situatie, maar minder dan de uiteindelijke vestingwerken.

Annema en Kamphuis stellen zelf toch ook dat de tijdgenoten van (de kaarten uit 1592) nog niet wisten wat de uitkomst zou zijn (hoewel een kaart in kleur aangeeft dat er aan de oostzijde kavels voor de latere dalemwal met bastions bestemd lijken) en dat het ‘halve plan’ een doorn in het oog van de stadhouder was en dat de Staten aandrongen op voltooiing [Annema en Kamphuis (2002) 18]. Inmiddels de Staten Generaal, die de soevereiniteit hadden overgenomen na de mislukte avonturen met Frans van Anjou (1580-1584) en de graaf van Leicester (tot 1587) en die via de ‘licenten en convooien’ een vorm van staatsfinanciering hadden gerealiseerd. De Noordelijke Nederlanden ging het, ook dankzij de Val van Antwerpen (1585), economisch voor de wind en dus konden er meer middelen worden vrijgemaakt om een ideaal geachte, gebastionneerde vesting nu daadwerkelijk uit te voeren.

Uitsnede Gorinchem Symon Janz ca 1580-1592.

Van ‘voorstad’ tot Westwagenstraat

Kaart Pieter Sluyter, detail voorstad.

Op de kaart van landmeter Pieter Sluyter uit 1553 is de, in de vijftiende eeuw buiten de Kanselpoort ontstane, voorstad langs de Schelluinse Vliet prachtig in beeld gebracht. Bij de poort staat de Kanselmolen en bij de kruising met de Schotdeurense Vliet bevindt zich het Leprozenhuis, een gasthuis voor melaatsen. In oorlogstijd had de onbeschermde voorstad het nodige te lijden van brandschatting of plundering. Toch bleef vestiging zo dicht bij de stad ook aantrekkelijk, zeker aan de Schelluinse Vliet die met het Land van Arkel en de Alblasserwaard als achterland in verbinding stond.

In de nieuwe gebastionneerde omwalling werd in 1595 de nieuwe Kanselpoort opgenomen, die zo’n 200 meter westelijk van de middeleeuwse Kanselpoort verrees. Deze verruiming hield ook in dat een flink deel van het voorstadgebied werd geïncorporeerd. Het terrein van het Leprozenhuis bleef buiten de vesting. Aangenomen mag worden dat de complete voorstadbebouwing volledig moest wijken voor de vernieuwingen.

Wat bleef was de rechthoekige vorm van de avancée  en een deel van de Schelluinse Vliet [Annema en Kamphuis (2002) 23]. Het halfbastion is nog herkenbaar in de Melkgracht (nu Smakheul, Melkpad en deel van de Melkstraat/Tuinstraat. De Melkgracht werd ook wel als binnenhaven geduid en werd rond 1870 gedempt en dicht bebouwd met rug-aan-rug-woningen die begin jaren vijftig werden gesloopt in het kader van de stadssanering.

Schuurtjes en achterplaatsjes van woningen tussen de Tuinstraat (rechts) en het Melkpad (links) [juister Melkstraat] gefotografeerd richting Heerenlaantje. RAG F28914.

De Melkheul is te beschouwen als een restant van de Schelluinse Vliet en was toegankelijk via een waterpoort en vormde de verbinding met de hiervoor genoemde binnenhaven. Eerst in 1935 is de Melkheul gedempt, maar bleef het via een duiker in verbinding staan met de Smakheul (en Schuttersgracht) om het stads- en rioolwater af te voeren.

De in 1935 gedempte Melkheul met aan het eind links de schotbalkenloods ten behoeve van de Kanselpoortcoupure, ernaast een GEB-huisje en rechts daarvan (niet zichtbaar) de duiker indertijd de afvalwater-verbinding tussen de Melkheul en de Schelluinse Vliet. Foto: Joop Kuijntjes

De Westwagenstraat is bewesten de oude Kanselpoort dus ietwat zuidwaarts verlegd, zodat er bezuiden de Melkheul ruimte voor een bouwblok ontstond. Vanwege de lintbebouwing langs de Westwagenstraat behield dit stadsdeel stedebouwkundig bezien toch nog lang het karakter van een voorstad. Het oudst gedateerde huis is de Uiterste (Utrechtse) Dom in 1602 naast de Smakheul. Het stond in 1970 met een even bouwvallig buurpand in de steigers om kort daarna te worden vervangen door een nieuw pand voor drukkerij Romijn en Van der Hoff (1973-2001) [Stamkot (26 september 1974) 5; Stamkot (2004) 141]

Uiterste (Utrechtse) Dom uit 1602. Gorcumse Courant 26-09-1974 RAG.

Aan de overzijde van de Smakheul (versmald voor de bouw van de, ook al lang weer, verdwenen Smakheulkazerne) staat op nummer 77 het gerestaureerde trapgeveltje ‘de vergulde cop’ uit 1611 [Emck (1914) 66, nr.1313]. Dichtbij de poort stond een logementen met herberg en was ook de postmeester gehuisvest. [Emck (1914) 7, nrs.1d, 2a]. En nu refereert een oude muurreclame op het hoge huis aan de buiten de poort aanwezige ‘stationsrestauratie’. Daar begint de strategische afbuiging van de straat naar de poort met voorgelegen brug, over de buitengracht die vanaf 1818 tot Kanaal van Steenenhoek was omgevormd.

Kanselpoort-coupure uit 1818 op een aquarel van Johannes Sizoo (1880). RAG.

In 1893 kwam hier dan de Korte Brug met de Grote Merwedesluis. Over deze grote infra-structurele veranderingen met de impact op de vestingfuncties komen wij nog nader te spreken.

Zie voor het wachthuis en de Kanselpoortcoupure het artikel van Hugo Ouwerkerk elders op deze site.

Geraadpleegde bronnen, literatuur:

Annema, W., en J. Kamphuis, Vestingwerken Gorinchem, zestiende eeuw. Delft (2002). [zie ook: www.archeologiegorinchem.com ]

Bijtelaar, mej. B.M., ‘Enige Protestantse Kerken binnen de Singelgracht’. In: H.F. Wijnman, Historische gids van Amsterdam.Allert de

Lange, Amsterdam (1974) 43-45, De Sint Olofskapel.

Donk, W.A. van der, In de jaren ’49, J. Noorduijn en Zoon N.V., Gorinchem (1949-1950) (Gorcumse Oudheden 5). [overdruk artikelen uit h

het Nieuwsblad voor Gorinchem en omstreken, m.n.nr.23 (15 februari 1950) 3]. [zie ook: www.archeologiegorinchem.com ]

Emck, W.F.,Kroniek van Gorinchem, Geschiedkundige en andere aanteekeningen in chronologische volgorde, 1230-1927. J. Noorduyn&Zoon, Gorinchem, 1929. [zie ook: www.archeologiegorinchem.com ]

Emck, W.F., Oude namen van huizen en straten in Gorinchem. [Gorinchem] 1914 [overdruk]. [zie ook: www.archeologiegorinchem.com ]

Groningen, Catharina L. van, De Alblasserwaard. Rijksdienst voor de Monumentenzorg/ Waanders Uitgevers, Zeist/ Zwolle, 1992(2) (De

Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst).

Kemp, Abraham, Leven der Doorluchtige Heeren van Arkel, Ende Jaar-Beschryving der Stad Gorinchem […]. Paulus Vink, Gorinchem, 1656 [zie ook: www.archeologiegorinchem.com ]

Mulder, Roel, Vesting Gorinchem. Stokerkade, 2017 (Hollandse Waterlinie Erfgoedreeks).

Peer, H.F. van, ‘Kanselpoort en Westwagenstraat’. In: Nieuwsblad voor Gorinchem en Omstreken (16 juli 1976) 3 (Rubriek ‘Gorcumse straten spreken’). [zie ook: www.regionaalarchiefgorinchem.nl kranten]

Stamkot, Bert, ‘Van Raven via Schutters naar de Nieuwstad’ (Vestinghoofdbrekens 5) [zie ook: www.vestinggorinchem.nl ]

Stamkot, Bert, ‘Op stand’. In: Felix Cerutti, e.a. (red.), Tien eeuwen Gorinchem, Geschiedenis van een Hollandse stad. Matrijs, Utrecht (2018) 397-401.

Stamkot, Bert, Het Gorcumse boek, Vijf eeuwen drukken, uitgeven, verzamelen, lezen en leren te Gorinchem. Gorcums Museum, Gorinchem, 2004.

Stamkot, Bert, Westwagenstraat 69 en 71. In: Gorcumse Courant (26 september 1974) 5 (Rubriek ‘Verdwenen Monumenten’[3]).