Op zowel het schilderij Gorinchem vanuit het oosten (1568) als op de kaart van Jacob van Deventer (circa 1558) zijn benoorden de Burgpoort (bij de huidige Vismarkt) drie reguliere muurtorens en één hoektoren ter hoogte van de tegenwoordige Blauwe Torenstraat te onderscheiden. Bezuiden de Burgpoort bevindt zich (nu de huidige Kalkhaven westzijde) één muurtoren en op de hoek met de Robberstraat bevond zich de Robbertstoren. Ook deze stadsmuur moet in of direct na 1382 (toen er stadsrechten waren verleend) zijn opgetrokken.
Bij een noodopgraving op 31 januari 1997 ter hoogte van Keizerstraat 6 (toenmalige huisnummering) is op 4,6 meter van de oostelijke rooilijn van de straat een weerboog van 2,6 meter breed en 80 centimeter dik aangetroffen met bakstenen van het formaat 25 x 12 x 6 centimeter. Het was voor het eerst dat een stukje van Gorcums middeleeuwse stadsmuur was blootgelegd, al bleef de muur zelf nog net buiten beeld1
Niet veel later, in 2004, kon er vlakbij op het terrein van Keizerstraat 2a uitgebreider worden gegraven. Er werd toen een stuk muur van ruim vijftien meter lengte en met zes weergangbogen blootgelegd. De muur was iets minder dan een meter dik en bevatte hier twee schietsleuven. Uit het feit dat de muur tot en met de weerbogen zich onder de grond bevond kan worden afgeleid dat het terrein hier, na het slechten van de muur, met maximaal 2,9 meter is opgehoogd. Aangezien de muur aan de noordkant (tegen huisnummer 4) iets verzakt bleek wordt vermoed dat daar, net buiten het opgravingsterrein, de eerste muurtoren (gerekend vanaf de Burgpoort noordwaarts) heeft gestaan2.
De muur langs de Keizerstraat stond in verbinding met de Burgpoort aan het toenmalige einde van de Burgstraat. Voor de poort lag een brug over de stadsgracht met oostelijk een rondeel met in het zuidoosten de Quellingpoort, die toegang gaf tot de Dalemseweg, die op zijn beurt door het Wijdschild naar Laagdalem voerde. Mogelijk is het rondeel gelijktijdig gebouwd met de aanleg van de dubbele gracht, waartoe Karel V in 1517 vergunning verleende3 De dubbele gracht is noordwaarts verlengd en staat op de kaart van Jacob van Deventer aangegeven.
De tussenfase
Na de overgang van Gorinchem naar de door de geuzen ontzette Hollandse steden (1572) behoefde de middeleeuwse stadsverdediging aanpassing tegen de oorlogsdreiging van de Spanjaarden. De door Jacob Kemp getekende en eerst op 1592 gedateerde plattegrond van Gorinchem toont welke werken er aan de oostkant van de stad waren uitgevoerd.
Ter hoogte van de muurtoren op de hoek van de Blauwe Torenstraat en de Keizerstraat was oostwaarts een half-bastion opgeworpen ten zuiden daarvan bleef de suggestie van een dubbele gracht, dankzij een smalle extra verdedigingswal of couvre-face als een eilandje in het water4.
Aan de noordzijde van de Burgpoort was een klein bolwerk opgeworpen. Via een brug over de tot (Kalk)haven vergraven oorspronkelijke stadsgracht kwam men uit op nieuwe vestingwerken: een bastion voor de Burgpoort, die het rondeel deed vergeten, met in de zuidflank een poortdoorgang, mogelijk nog de oude Quellingpoort, met brug over de buitengracht die toegang gaf tot de bedekte weg en ‘de Wechg naer (Laag-)Dalem’. Dit vestinggedeelte beschermde ook zuidoostwaarts de Kalkhaven en de Timmerwerf tot aan de Lingehaven5.
Voor de aanleg van de Kleine Haven is deels gebruik gemaakt van de stadsgracht oostelijk van de couvre-face en een klein deel van de gracht bezuiden van het bastion voor de tweede Burgpoort, zoals is af te leiden uit de kaart van Jacob Kemp, die is gedateerd op 1592. De derde Burgpoort, beter bekend als Dalempoort zal gebouwd zijn waar de poortbrug de hoek van de bedekte weg aanlandt. Ten oosten van de Keizerstraat en de verdwenen stadsmuur werd een strook grond aangeplempt tot aan de couvre-face, die tot een kade zal zijn getransformeerd. Het resterende grachtdeel werd versmald tot de Kleine Haven. Deze haven had zijn ingang in het noordwesten, juist boven Roeienburg6 [zie Hoofdbrekens afl.8] en liep verder pal noord-zuidwaarts met de Vissersdijk als oost-kade tot aan de verlengde Burgstraat en kaarsrecht verder met het Laantje als west-kade.
Iets voorbij de Balensteiger takte zuidwestwaarts de Kalkhaven af. Twee gevonden palen bij de opgraving op Keizerstraat 2a kunnen met dit Kalkhavengedeelte in verband worden gebracht7. Tussen dit stukje Kalkhaven en de Kleine Haven lag een schiereilandje, waarop enkele lange kavels achter de huizen van de Burgstraat Noordzijde op de kadasterkaarten nog lange tijd zichtbaar bleven. De verbinding van de Kalkhaven met de Kleine Haven was onder meer nodig om de doorspoeling van de grote Kalkhaven te garanderen.
Op een vergelijkbare kaart als die van Jacob Kemp zijn aan de oostzijde van de vestinggracht een drietal terreinen in roze aangegeven (ook met de letters Q, I, P, O en L). Het ligt voor de hand te veronderstellen dat deze terreinen geacht werden ruimte te gaan bieden aan de aan te leggen Dalemwal.
De twee heulen
De ‘Borchwerf’ voor de Burgpoort werd na het besluit van 17 oktober 1594 gesloopt8. De brug werd vervangen door een gemetselde heul, bestaande uit twee overkluizingen van 4,6 meter breed en maar liefst 60 meter lang. Aangezien het daglicht slechts gedeeltelijk kon doordringen, werd er van de Donkere Heul gesproken9. Aan de noordkant werd de heul bebouwd met enkele huizen, terwijl het ‘heulplein’ aan de zuidkant in 1606 werd ingericht als Vismarkt10.
In het verlengde van de Burgstraat werd de Kleine Haven gepasseerd middels een kort voor 1600 gemetselde heul met drie gewelfde doorgangen, voorzien van oorgaten, zodat passerende schepen de mast niet hoefden te strijken11. Het blijft verleidelijk om in de Kalk- en Kleine Haven een flauwe afspiegeling te zien van de oorspronkelijk bredere middeleeuwse dubbele oost-gracht.
Naar aanleiding van het archeologisch onderzoek zijn niet alleen beide heulen in kaart gebracht, maar is ook bij benadering het voor de oude Burgpoort gelegen hebbende rondeel met de Quellingpoort geprojecteerd.
Een geplande ‘Ooststraat’
De plattegrond van Wijdtmans van 1600 toont de stad met de nieuwe vestingwerken in haar fonkelnieuwe glorie en nam mogelijkerwijs ook een voorschot op een gedacht uitbreidingsplan. Evenwijdig aan de Kleine Haven met Vissersdijk en Dalemstraat loopt oostelijk nog een kaarsrechte straat met vanaf de Vissersdijk vijf tussengelegen zijstraten en al goed gevulde bouwblokken. In werkelijkheid kwam er hooguit wat schaarse bebouwing aan de Vissersdijk oostzijde. De Dalemstraat werd wel aan beide zijden volgebouwd; aan de westkant waarschijnlijk tot aan de Kleine Haven, zodat de geprojecteerde (?) oostelijke kade van de Kleine Haven hier verdween.
Toch was de ‘Ooststraat’ wel degelijk gepland, getuige de aparte strook oostelijk van de Dalemstraat die als Paddemoes (niet te verwarren met de huidige straat met die naam) bekend stond en hooguit van een boerderij gezelschap kreeg. Ook de gedachte zuidelijke aansluiting op de Visserslaan is op oude kaarten nog te herkennen.
Frappant is het dat op de plattegronden in het boek Gorcum oude prenten nieuwe verhalen na de kaart van Wijdtmans (op pagina 30) tot en met de kaart van Jan Caspar Philips uit 1755 (op pagina 54) de bouwblokken (dan wel deels met tuinen) steeds getrouw zijn overgenomen, zonder dat iemand van de auteurs dat opmerkt.
Op het door demping van de Kleine Haven ontstane terrein aan de westzijde van de Vissersdijk en de oostzijde van het Laantje werden huizen gebouwd. Aan de Vismarkt verrees de hogere burgerschool (1871). De Kalkhaven werd een plein met alleen bebouwing op het stuk tussen de Robberstraat en de Kriekenmarkt.
Tussen stad en Dalemwal
Tussen de bebouwde stad en de ‘linie’ van de Dalemwal bleef een flink terrein onbebouwd. Dit lagere terrein werd in gebruik genomen door blekerijen, een uitvloeisel van de lakennijverheid in de stad. Het gebied werd doorsneden door sloten, die nog lang in de volksmond als blèkke-slootjes werden aangeduid. Eerst in de tweede helft kwam er enige bebouwing, met name langs de Visserslaan, onder meer met het waterleidingcomplex en een modelboerderij, later het slachthuis.
De noordelijkste kavels werden in 1892 door de gemeente aangekocht12 en omgevormd tot een sportveld dat de naam Volksweerbaarheid (de gelijknamige Gorcumse verenigingsafdeling werd pas in 1905 opgericht) zou gaan dragen. Dit werd bij mijn weten het enige sportveld binnen een omwalde stad, afgezien dan van het Zeeuwse Sluis dat een sportveldencomplex en zelfs een camping binnen zijn zeer ruime omwalling herbergt13 en het Kaatsveld in Franeker.
In 1960 werden de woningen aan de nieuwe straat Paddemoes en het Dalembolwerk opgeleverd. De laatste straat vormde eindelijk de directe verbinding tussen de Burgstraat en de Dalemsedijk. In de jongste decennia is het gebied, inclusief het sportveld, volgebouwd met woningen en heeft ook de Dalemwal het karakter gekregen van een stadswal die de compacte stadsbebouwing omgordt.
Dalemwal
Tussen 1596 en 1600 moet de Dalemwal met vier bastions zijn opgeworpen. De wal lijkt een soort linie zo op flinke afstand van de toenmalige stadsbebouwing. Ook de aansluiting op het oudere verdedigingswerk van de Altenawal week tussen de bastions 7 en 8 af, want geen tussengelegen rechte courtine maar een hoekige inham. Hier bevond zich de Dalempoort met naastgelegen waterpoort als toegang tot de Kleine Haven.
Ook voor de Dalemwal geldt dat veranderingen niet gauw op de stadsplattegronden zichtbaar werden. De in 1672 aangelegde voorwerken – drie ravelijnen met voorgracht en langs het geheel een bedekte weg met glacis (contrescarp), zijn niet op de latere plattegronden in Gorcum oude prenten aangegeven, uitgezonderd het kaartje van Jean Nicolas de Parival op pagina 40 dat juist weer te voorzichtig gedateerd wordt op ‘1651 of later’ en dat de dan nog ‘geprojecteerde’ ravelijnen met contrescarp (buitentalud met bedekte weg) weergeeft. Op de kaarten van Martini uit 1753 (p.52) en Jan Caspar Philips uit 1755 (p.54) zijn alleen de contouren van de toen wellicht verwaarloosde ‘Nieuwe Werken’ aangegeven.
Hoofdwal en voorwerk zijn begin negentiende eeuw doorsneden door de in 1809 aangelegde Spijksedijk, met de in 1860 gecreëerde verbinding met de stad, de Vijfde Uitgang, en de Dalemsedijk uit 1815 tussen de bastions 8 en 9.
De Dalemwal met zijn militaire opstallen en objecten, die elders op deze website uitgebreid en in het boekje van Jenneke de Jong compact zijn beschreven, is ook dankzij het groen van de wal zelf en van zijn voorwerk met de ravelijnen en het glacis, de hoeksteen van Gorinchem als mooiste vestingstad van Nederland. De lage bebouwing van de achtergelegen Wijdschildwijk valt niet op; zij verstoord de beleving van de vestingwerken niet.
Dat had overigens geheel anders kunnen lopen, want in beginsel was hier wel degelijk hoogbouw gedacht. Twee torenflats van achttien bouwlagen en een hoogte van zestig meter, alsmede twee ‘woonplanken’ (horizontale flats) van acht tot tien verdiepingen, oftewel dertig en veertig meter hoog, maakten begin jaren zeventig deel uit van het eerste bestemmingsplan voor het Wijdschild.
Gelukkig rees daartegen verzet door de in diezelfde periode opgerichte Stichting Uiterwaardenpark Maas, Waal en Merwede onder aanvoering van de heer G.D.H. de Kroon. In oktober 1972 gingen B & W overstag en werden de hoogbouwplannen ook door de gemeenteraad geschrapt14.
Bronnen
1 ‘Archeologisch onderzoek in Gorinchem’, Archeologische onderzoek van de laat-middeleeuwse stadsmuur aan de Keizerstraat te
Gorincheni Projectnummer: 1998-XI-1, 6 november 1998 door Pieter Floore.. Zie: www.archeologiegorinchem.com .
2 Rapport ‘Gorinchem, opgraving Keizerstraat 2a’, rapport 349, (2005) door L. Smole en J. Dijkstra van ADC Archeo projecten.
Zie: www.archeologiegorinchem.com.
3 Kroniek van Gorcum door W.F. Emck,uit 1929, pagina 34.
4 Roel Mulder, Vesting Gorinchem. Stokerkade, Amsterdam, 2017 (Hollandse Waterlinie Erfgoedreeks), pagina 14.
5 Bert Stamkot., serie ‘Vestinghoofdbrekens’, 01 Vesting Hoofbrekens Internetsite Vesting Gorinchem 01:
https://vestinggorinchem.nl/artikelen/vestinghoofdbrekens/
6 Bert Stamkot., serie ‘Vestinghoofdbrekens’, 08 Hoog-Arkelpoort en Roeienburg Vesting Hoofbrekens Internetsite
Vesting Gorinchem 01: https://vestinggorinchem.nl/artikelen/hoog-arkelpoort-en-roeienburg/
7 Rapport ‘Archeologisch onderzoek in Gorinchem’, Keizerstraat 2a en Keizerstraat 6 door Smole en Dijkstra (2005).
Zie: www.archeologiegorinchem.com
8 Kroniek van Gorcum door W.F. Emck,uit 1929, pagina 62.
9 Rapport ‘Archeologische waarneming van de heulen in de Burgstraat te Gorinchem’, door Pieter Floore, Hollandia reeks 488
(2013), pagina 6. Zie www.archeologiegorinchem.com
10 Kroniek van Gorcum door W.F. Emck,uit 1929, pagina 67.
11 Rapport ‘Archeologische waarneming van de heulen in de Burgstraat te Gorinchem’, door Pieter Floore, Hollandia reeks 488
(2013), pagina 35. Zie www.archeologiegorinchem.com
12 Kroniek van Gorcum door W.F. Emck,uit 1929, pagina 26.
13 Boek ‘Vestingsteden in Nederland’, door Bert Stamkot, uitgever Kortenhoef : Aprilis, cop. 2011, pagina 77.
14 Gorcumse Courant 17-02, 09-03, 21-09, 26-10 en 31-10-1972, krantenarchief, Regionaal Archief Gorinchem.
Geraadpleegde en aangehaalde literatuur
Felix Cerutti, e.a. (red.), Gorcum oude prenten nieuwe verhalen. Historische Vereniging Oud-Gorcum, 2019.
W.F. Emck, Kroniek van Gorinchem, Geschiedkundige en andere aanteekeningen in chronologische volgorde, 1230-1927. J. Noorduyn & Zoon, Gorinchem, 1929 [zie: www.archeologiegorinchem.com ]
Jenneke de Jong, De sleutel van Holland, Militaire gebouwen in Gorinchem. Stichting Merewade, Gorinchem, 1996 (Gorcumse Monumentenreeks 4).
R. Meischke, ‘Wonen in Gorkum in vroeger eeuwen 1500-1800 (afl.1). In: Oud-Gorcum Varia, jrg.8, nr.20 (1991-1) 7-18.
Roel Mulder, Vesting Gorinchem. Stokerkade, Amsterdam, 2017 (Hollandse Waterlinie Erfgoedreeks).
Bert Stamkot, Geschiedenis van de stad Gorinchem. Stichting Merewade, 1982 (Merewade 5).
Bert Stamkot, Vestingsteden in Nederland. Aprilis uitgevers, Kortenhoef, 2011.
Aron de Vries, Op den slot tot Gorinchem, De eerste bouwfase van het kasteel (1412-1460). Historische Vereniging Oud-Gorcum (33
Jaarboek 2017) .