Deel 3: Het leger achter de Waterlinie en de inundaties bij Gorinchem
In dit deel kunnen we de opstelling van het leger van de Republiek zien en het verder optrekken van de Fransen en de Duitse bisschoppen. Verder de uitdagingen rond het stellen van de inundaties bij Gorinchem.
Op 17 juni werd dus het besluit genomen, om stelling te nemen achter de Hollandse inundatie, een linie die al eerder was aangewezen door prins Willem 1 en die in 1629 van enige versterkingen was voorzien en gebruikt om het Spaanse leger van Motecuculi af te wachten. Echter in 1672 waren deze werken door verwaarlozing geheel vervallen.
Deze waterlinie ging de Hollandse Waterlinie heten en strekte zich uit van Gorinchem, via Schoonhoven, Goejan-Verwelle-sluis, Nieuwerbrug, het Woerdens Verlaat, de Uithoorn, Ouderkerk, Abcoude, Hinderdam, Uitermeer en Weesp naar Muiden aan de Zuiderzee (nu het IJsselmeer).
De inundaties bij de vesting Gorinchem
Het leger trok in de nacht van 17 op 18 juni en die morgen van Utrecht naar Holland.
Naar Gorinchem ging de veldmaarschalk Paulus Wirtz met de infanterieregimenten Wirtz (ca. 1600 man) en Golstein, de cavalerieregimenten van prins Frits van Nassau en Montpouillan en twee eskadrons Spaanse cavalerie.
Al eerder in mei dat jaar waren al 12 tot 14 lichte veldstukken (veldkanonnen) naar Gorinchem gestuurd, om de vijand de overgang van de rivier te beletten.
Ook waren compagnieën waardgelders en nieuwe militie toen naar Gorinchem gezonden, alsmede werden daar schepen verzameld, om die troepen te brengen waar nodig.
Op 19 juni kwam veldmaarschalk Wirtz met zijn troepen in de stad, raddraaiers, die het stellen van de inundaties hadden verhinderd werden in de kraag gevat en gestraft, dezelfde dag werden de sluizen in Dalem en de Zuider-Lingedijk opengezet en de volgende dag die in de noordelijke Lingedijk en in de Lekdijk bij Ameide.
Ook liet maarschalk Wirtz de dijk op de linkeroever (zuidzijde) van de Merwede op vijf plaatsen doorsteken, waardoor een grote inundatie ontstond in het land van Altena, die zich uiteindelijk op 5 december wel tot ’s-Hertogenbosch uitstrekte. De vestingen Woudrichem en Loevestein beveiligden de linkeroever van de rivier en vormden de verbinding met de vestingen in Noord Brabant.
Intussen bezetten de Franse en Duitse legers een groot deel van het land en kwam het Franse leger ook voor de net gestelde waterlinie. Koning Lodewijk XIV zelf kwam op 3 juli in Utrecht aan.
Rond Gorinchem wilden echter de inundatie niet vlotten, omdat boeren het water uit de polders weer loosden. Veldmaarschalk Wirtz liet toen de dijken doorsteken; de Lekdijk bij Langerak, en de Merwededijk beneden Gorinchem. Tevens liet hij de sluisdeuren toestempelen in de Zuider-Lekdijk aan ’t Elst en bij Ammers, zodat daar de inundatie in de Alblasserwaard niet meer op de Lek geloosd kon worden. Tevens liet hij tot grote schrik van de opstandige boeren de Merwededijk bij Gorinchem (naar de Alblasserwaard) doorsteken. De boeren kwamen toen onderhandelen en deden aan de ene kant voorstellen voor gecontroleerde inundatie, maar tapten in de nacht toch weer stiekem af in de beneden Alblasserwaard. Hierop liet Wirtz nog een 2e doorsnijding in de Merwededijk maken, echter de inundatie bleef onvoldoende.
Ten einde raad schrijft Wirtz aan de Staten van Holland:
”al schoon ick my nogh dagh nogh nacht geen rust en geve om UEd. Gr. Mog. goede intentie over d’ aenbevolene inundatie tot verhinderinge van ’s vijands verdere inbreuck te bereycken ; ick dan nogh sien ende ervaren moet, dat ick tot dato niet soo verre daertoe hebbe cunnen gelangen, dat ick verseeckert coste wesen daermede te reusseren, door dien het landt hetwelcke den eenen dagh onder ende blanck staet, des anderen morgens dickwijls qualyck meer nat is , daer dogh het water door de geopende sluysen ende gemaeckte doorsnijdinge continueelyck in ’t landt inloopt. Naedemael dan nu daeraen anders niet oirsaecke kan wesen als de groote bedriechelyckheyt der Ingesetenen, dewelcke eene rechte verraderije nae by comt, doordien het water door veelerley manieren ende my onbekende wegen wederom afgeleit word”.
Een streng plakkaat van den prins van Oranje , waarbij de waterafleiders met den dood bedreigd werden en het stoppen van de Appelmansbrug hadden een gewenste invloed op de inundaties, welke daarna behoorlijk gesteld waren en gebleven (door de Appelmans brug kon het water van het land van Arkel afgetapt worden).
http://encyclopedie-van-de-waterlinie.123website.nl/337982619
De kaart hierboven geeft de Hollandse Waterlinie weer, zoals die in 1672 was gesteld.
Hierop is te zien, dat de gestelde inundatie bij Gorinchem enorm was, deze besloeg het grootste deel van de Alblasserwaard en heel de Vijfheerenlanden.
Op de 2de september 1673 is de last gegeven, tot beveiliging van den Alblasser- , Krimpener- en Lopikerwaard tegen overstromingen , welke bij hoge waterstanden in de rivieren zouden kunnen veroorzaakt worden , de doorsnijdingen in de dijken langs de Lek te dichten. De 5e van diezelfde maand werd aan den graaf van Hoorn verzocht, tot beveiliging van het land van Arkel te doen dichten, de doorsnijdingen in de Lingendijk buiten de Arkelpoort aan de ravelijnsgracht en in de nieuwe Arkelsedijk. Tevens bij Groenendaal, buiten de Kanselpoort van de vesting Gorinchem.
De graaf van Hoorn voerde toen het bevel te Gorinchem in plaats van Wirtz, die naar Staats-VIaanderen was gezonden.
Wordt vervolgd in deel 4 over staat der vestingwerken en het Garnizoen.