Deel 5: Rampjaar 1672; een waterlinie wordt gesteld; Gorinchem is onwillig!

Deel 5 (laatste deel): De bewapening van Gorinchem en de krijgsverrichtingen
Bewapening van Gorinchem:
Begrippen:

  • Af en toe wordt het soort metaal waarvan een kanon gemaakt is genoemd, omdat in die tijd de kanonnen zowel van brons als van ijzer werden gegoten.
  • Kruit is buskruit, echter in de oude spelling wordt dit met een d geschreven; kruid.
  • Een stuk is een kanon (een stuk geschut).
  • De maat van de kogel, die met een kanon verschoten kon worden, wordt uitgedrukt in het gewicht van die kogel in ponden. De maat van het kanon (het kaliber) wordt hier ook mee aangegeven. Bijvoorbeeld: een vierentwintigponder is een kanon, wat een kogel met een gewicht van 24 pond kan verschieten.
  • Voor die tijd werden er namen gebruikt. Wanneer men dan ook over een ouder type kanon praat, worden die namen nog gebezigd, zoals: Draeck; dit is een slank kanon van een klein kaliber. Kartouw; dit is een heel groot kanon van 48 pond, een halve kartouw is dus 24 pond.

De toestand waarin de bewapening van Gorinchem zich bevond , was vooral in het begin zeer onvoldoende; zo bleek, dat de 9e juni aldaar 2 vierentwintig ponders, 15 ijzeren twaalfponders en 7414 pond kruit voorhanden waren. De stukken hadden echter geen affuiten, hiervoor werden rolpaarden uit Amsterdam verwacht, die evenwel niet spoedig aankwamen.

Kanon op affuit type “Rolpaard” in de vesting Woudrichem. Foto: Hugo Ouwerkerk
De 10e juni werden uit Delft naar Gorinchem afgescheept; 8 kanonnen, zijnde tien-, acht-, zes- en drieponders, samen met 25.000 pond kruit, enz. De 14e juni was nog geen stuk kanon gemonteerd en moest men rolpaarden uit Rotterdam ontbieden.
Twee brieven aan de Staten van Holland van Maarschalk Wirtz geven meer informatie betreffende de toestand van de bewapening. Op 23 juni schrijft hij:
het mangelt hier daerby oock becanst aen alle stucken , het canon is te weynig ende ongemonteert ende manqeert becanst alle toebehoor, en in den tweeden: Dese plaets is van fortificatie, ammunitie ende alles qualyck versien. Mijnheer Beverningk heeft my geschreven dat hy wel eenighe drie, zes ende vierentwintig pondige stucken, dewelcke sy nogh costen missen, wilde schicken als ick se van node mochte hebben. Ick hebbe daerop geantwoort dat sy my alle wel te passé quamen ende daerby oock versoght constapels, ammunitie ende andere saecken, waervan dese stadt geheel in ’tgebreck is mede te stuyren. Ick verwachte nu wat daerop sal volgen, van cruyt, loot, lonte: in somma, van alles ben ick ten hooghsten benoodight. Ick wil edogh ondertusschen niet manqueren, myn uytterste devoiren aen te wenden, wat ick tot ‘slandes dienste ende behoudenisse van dese ende aengelegene plaetsen contribueren conne”.
Op 27 juni schrijft hij:
Ende alsoo in dit moment een edelman van ’t geschut aencomt mede brengende tien van de lichte driepondige stuckjes of draeckjes ende 500 pond cruyt met eenige daartoe behoorende cogels, cardoesen ende twee bosch lont, met een pas van de Generaal Luitenant van der Mijlen, soo oordeele ick dat deselve op ordre van de Heer van Beverningk ende d’andere Heeren gedeputeerden te velde sijn gesonden, hetwelcke een sleght secours, insonderheyt aan cruyt en loot, is, versoecke derhalve UEd Gr. Mog. oitmoedelyck , deselve gelieve prompte ordre daer in te stellen. De Heer van Asperen quam eergisteren avondt hier om eenigh volck voor den Bosch ende Crevecoeur te versoecken, en sijn hem twee compagnien peerden, eene van de Spaense ende eene van Prins Fritsen regiment afgevolget en daer nae toegesonden. Ende alhoewel hy verklaerde dat voor die hier herangelegene posten eene goede quantitcyt van cruyt ende andere ammunitie van oorlogh op de wegh was, ende dat het selve al gisteren soude komen , waer onder oock 16000 pond voor dese stadt , soo is dogh nogh ’t minste niet gearriveert , niettegenstaende de wint heel goet is geweest. Versoecke derhalven noghmaels UEd. Gr. Mog. believen hierin spoedighste ordre te stellen, want het gebreck is hier heel groot”.
Maarschalk Wirtz bleef aandringen in brieven van 2, 3 en 5 juli 1672 en wendde zich toen direct tot de prins van Oranje, die daarop een brief aan de Staten van Holland schreef.
Uiteindelijk ontving de vesting Gorinchem op 14 juli 20.000 pond buskruit, de 16 juli 4 halve Kartouwen (24 ponders), echter zonder affuiten. Voorts de 20ste juli 6 zesendertigponders en 4 vierentwintigponders, alle zonder affuiten.

Halve Kartouw Wikipedia/GNU license/ Hadhuey

Niet alleen in Gorinchem was gebrek aan oorlogsbehoeften, maar vooral ook in Woudrichem en Loevestein, waar ook te weinig levensmiddelen waren. Maarschalk Wirtz drong bij de Staten van Holland verschillende malen aan op voorziening in deze behoeften.
Op 25 juli kwam de prins van Oranje (Willem III) in eigen persoon in Gorinchem en onderzocht de toestand van Gorinchem en omliggende vestingen. Daarna is alsnog in de meeste behoeften voorzien.
Uitleggers:

Een uitlegger was een vaartuig, dat ”uitgelegd” was op een bepaalde positie. Er werden verschillende typen vaartuigen gebruikt, voorzien van 1 of meer kanonnen.
De houder van de rechten op deze afbeelding reageert niet, of bestaat niet meer.

Tot de middelen van verdediging, waarover te Gorinchem kon worden beschikt behoorden ook de uitleggers, die bij die vesting op de rivier waren geplaatst. Eerst had men gedacht dat de Merwede bij Gorinchem door het inheien van palen zou kunnen worden afgesloten, maar daar men ondervond dat die rivier daarvoor te diep was, vooral aan den linkeroever, verzocht Wirtz de 1ste augustus om uitleggers. Daarop werden 2 “buisconvoijers” in Dordrecht gewapend en naar Gorinchem gezonden.
De buisconvoijers werden door Wirtz op hoge prijs gesteld omdat zij met zwaar geschut gewapend waren; en toen de Staten van Holland, bevreesd voor ijsgang, deze vaartuigen naar Dordrecht wilden terugzenden, schreef hij de 26ste november dat de vyandt wegens haer swaer geschut nogh altoos meer respect daervoor heeft, (dan voor de andere met ligt geschut gewapend). Toen de vorst begon moesten zij evenwel naar Dordrecht teruggezonden worden; terwijl de andere uitleggers gedurende de winter te Gorinchem bleven.
Buisconvoijers
Vanwege de oorlog met Engeland, moesten de vissers beschermd worden door oorlogsschepen. Men voer dus in konvooi (groepsgewijs). Het begeleiden van zo’n konvooi heette konvooieren. Met name de haringvissers op de Noordzee gebruikten een scheepstype, dat Buis werd genoemd. De begeleidende oorlogsschepen werden dus Buiskonvooieerders genoemd, in de taal van die tijd: Buisconvoijers.
https://www.zuiderzeecollectie.nl
Het geschut op het water was als volgt gepositioneerd:

  • Bij Gorinchem 8 uitleggers , de grootste gewapend met 6 kleine stukken (waarschijnlijk drie ponders) en 2 “schrooties”.
  • Bij Werkendam 1 vaartuig, gewapend met 16 of 18 stukken, waarvan er nog 4 door Wirtz werden aangevraagd, om door deze en door de batterijen, op de oevers aan te leggen, en geholpen door het vuur van Loevestein en Woudrichem, de rivier te verdedigen.
  • Op de inundatie tusschen de Lek en Merwede en tussen de Waal en ’s Hertogenbosch, 24 Groenlandsche sloepen , elk bemand met 8 matrozen en een commandant .

Classificatie van de vesting Gorinchem:
De vestingen in de Hollandse Waterlinie behoorden tot de Hollandsche-fortificatiën, waarover het toezicht in tijd van vrede was opgedragen aan de Staten van Holland, en wel in het bijzonder aan de Gecommitteerde Raden van die provincie.
De Hollandsche-fortificatiën waren verdeeld in de “Groote- en de Kleine” fortificatiën. Tot de Groote-fortificatiën behoorden de vestingwerken van Hellevoelsluis, Brielle, de Klundert en het Zuidfort, de Noorddam, Hollandia, Geertraidenberg met de drie forten, Gorinchem , Woudrichem , Loevestein , Heusden , Hemert en Stuyvesand , Ooltgensplaat en Bommenede en Goereede.
Tot de Kleine-fortificatiën behoorden de vestingwerken van Naarden, Muiden,Weesp, Uitermeer, Hinderdam, Nieuwersluis , Woerden, de Wiericke, Goudsche-Sluis en Gouda , Oudewaler , Schoonhoven en Nieuwpoort.
Gewoonlijk werd éénmaal per jaar, op last van de Gecommitteerde Raden, door twee leden uit die raad met den controleur-generaal der Hollandsche fortificatiën, een inspectie over de fortificatiën gedaan , van welke reizen de verbalen bij de Gecommitteerde Raden werden ingediend.
Krijgsverrichtingen:
De verovering van Bommel:
De Franse marschalk Turenne rukte met een aanzienlijke strijdmacht naar Bommel (Zaltbommel), vóór welke plaats hij de 20ste juli aankwam. Hij liet de stad aan den kommandeur van Leeuwen opeisen; doch deze weigerde haar, zonder daartoe door de wapenen te zijn genoodzaakt , over te geven. Echter door onwil van de burgerij, om tot verdediging van de stad mede te werken , was hij genoodzaakt, de 22ste daaraanvolgende met de vijand te onderhandelen, die dezelfde dag de stad binnentrok. Aan de bezetting, bestaande uit 6 compagnieën infanterie tezamen 282 man sterk , was het vergund op Gorinchem terug te trekken.
Wirtz schreef hier nog over: “Er lagen voor Bommel twee uilleggers. De bevelhebber van de eene was op s’vyands eerste afkomste dadelyck als een schelm afgesacket , dat meriteerde gehangen te werden en de andere had met schieten groote schade aan den vijand toegebragt”.

Maréchal de France, Henri de La Tour d’Auvergne, vicomte de Turenne (1611-1675), by Robert Nanteuil (1623–1678) Link back to Creator Musée Carnavalet (Paris). Wikipedia Public domain.

Gorinchem opgeëist:
Turenne eist op 30 juni 1672 vanuit Zaltbommel de overgave van Loevestein, Woudrichem en Gorinchem. Het antwoord van Wirtz luidde, dat hij de Franse heren zou ontvangen met kruit en lood.
Een aanslag op Gorinchem:
Tevergeefs beproefde de vijand de 18e augustus een aanslag op Gorinchem. Hij werd door de troepen, welke Wirtz hem tegemoet zond, zo dapper ontvangen, dat hij moest terugtrekken met verlies van volk en een niet onaanzienlijke buit.
Aanvallen op Ameide en Zegvelt:
Kort nadat de prins van Oranje naar de Spaanse-Nederlanden (België) was opgerukt, deden de Fransen een aanslag op den post aan de sluis te Ameide, binnen welke de kolonel Bamphield het bevel voerde. Zij waren de 26ste november uit Utrecht naar Vianen getrokken, en kwamen in de vroege morgen van den volgende dag, met ruim 800 man infanterie en 200 man cavalerie voor de bedoelden post aan.
Wirtz, het schieten horende, zond het regiment gardes, dat de vorige dag te Gorinchem was aangekomen, met de kolonel Golsteyn naar Meerkerk, naar welke plaats hij zelf aan het hoofd van enige cavaleristen vertrok; daar aangekomen vernam hij dat de post te Ameide reeds bemachtigt, het dorp uitgeplunderd en verbrand en de vijand weder vertrokken was.

Wirtz liet in de post 6 compagnieën van het regiment gardes, onder bevel van den luitenant-kolonel Croneman achter. Van de bezetting was de kapitein Swansbel gesneuveld, en een luitenant en vaandrig waren zwaar gekwetst; terwijl er 60 door de vijand als krijgsgevangenen waren meegevoerd.
Van de Fransen waren er 7 gevangenen gemaakt, en ongeveer 20 gesneuveld, onder welke laatsten men telde een kapitein en de markies de Castelnault, wiens arm door twee kogels zou zijn verbrijzeld. Tegen diegenen , welke bij dit gevecht hun plicht niet hadden gedaan, werd met gestrengheid gehandeld, en de kolonel Bamphield werd op last van den prins van Oranje in verzekerde bewaring genomen, doch later weder in vrijheid gesteld.
Deze tocht werd de 12de december gevolgd door een dergelijke naar het dorp Zegveld, alwaar de Fransen door den kolonel van Degefeld werden genoodzaakt onverrichter zake terug te trekken.
De herovering van Poederoijen:
De 1ste september trok Wirtz met enige troepen uit Gorinchem naar het huis te Poederoijen, dat door de Fransen bezet was. Het werd daarop vermeesterd en enige manschappen vielen de onzen in handen. Om te beletten dat de Fransen de bezetting zouden te hulp komen, was een gedeelte van de bezetting van ’s Hertogenbosch, bij het fort Crevecoeur aldaar, tot ondersteuning van “Wirtz uitgetrokken.

Het huis (kasteel) te Poederoijen. Wikipedia Publiek Domein.

Tot zo ver deze serie artikelen over het rampjaar 1672 met een onwillig Gorinchem in de Hollandse Waterlinie. Wanneer u het originele document leest, komt u aan de weet waarom het vooral aan de stad Amsterdam te danken is dat toen een succesvolle verdediging van ons grondgebied in de kersverse Hollandse Waterlinie gevoerd kon worden.

Referentie:
Dit document is een transcriptie, aangevuld met uitleg, extra informatie en afbeeldingen.
Het brondocument voor de transscriptie is:
DE VERDEDIGING VAN NEDERLAND in 1672 eis 1673.
BIJDRAGEN tot de STAATS- en KRIJGSGESCHIEDENIS van het VADERLAND.
VOOR EEN GROOT DEEL UIT ONUITGEGEVEN STUKKEN ZAMENGESTELD ,
DOOR DE 1e LUlTENANTS-lNGENlEUR
Jhe. J. W: VAN SYPESTEYN en J. P. DE BORDES.
EERSTE EN TWEEDE GEDEELTE.
TE ‘S GRAVENHAGE,
BIJ GEBROEDERS J. & H. VAN LANGENHUYSEN.
1850.
Het is aan te bevelen, om het originele document ook te lezen, dit is gratis te downloaden op: https://books.google.nl/books/about/De_verdediging_van_Nederland_in_1672_en.html?hl=nl&id=JHlJAAAAMAAJ&redir_esc=y