DE VESTING GORINCHEM IN HET VERSLAG MOBILISATIE 1870



Het betreft hier het verslag van de mobilisatie door Minister van Oorlog A. Engelvaart.1

Oorlog

De hier besproken mobilisatie vond plaats naar aanleiding van de Frans-Duitse Oorlog.

De Frans-Duitse of Frans-Pruisische Oorlog was een gewapend conflict tussen Frankrijk en een door Pruisen aangevoerde coalitie van de Noord-Duitse Bond en een aantal Zuid-Duitse koninkrijken dat duurde van 19 juli 1870 tot 10 mei 1871. Het eindresultaat was een overwinning voor Pruisen en zijn bondgenoten. 2

Minister van Oorlog A. Engelvaart
Gedenkboek KMA, Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=15614626

Adriaan Engelvaart (Looperskapelle gem. Duivendijke, Zld.), 30 juni 1812 ”s-Gravenhage, 3 februari 1893) was een Nederlands luitenant-generaal en politicus.

Engelvaart was een Zeeuwse officier en gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie die in het kabinet Thorbecke III de tweede minister van Oorlog was. Hij kon geen herziening van de legerorganisatie tot stand brengen en trad af.3

Verslag

Het ‘verslag nopens de mobilisatie van een gedeelte van het leger in 1870 en de verdere, in verband daarmede, genomen maatregelen’ was gemaakt ter voldoening aan het verlangen (informatie over het verloop van de mobilisatie) uitgedrukt in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het verslag is voorzien van 17 bijlagen, gemerkt A tot R. Het verslag is geregistreerd als ‘MISSIVE, ingekomen in de zitting van den 21sten September 1871’.

Wetenswaardigheden m.b.t. Gorinchem

Telegraafnet

Telegraaflijnen (later ook telefoonlijnen en elektriciteitsvoorziening) op houten palen, als gebruikelijk in die tijd
(fotofragment, bewerkt door Hugo Ouwerkerk) .

Het telegraafnet was de voorloper van het telefoonnet. Via open lijnen langs houten telegraafpalen gespannen van plaats tot plaats en ook hier en daar een kabel, kon met morseseinen (punten en strepen) een bericht worden overgebracht. De morsetekens werden dan aan de ontvangende kant door een apparaat op een papierstrook geschreven. Later kwamen er ook apparaten, die gelijk letters op papier schreven. De korte manier van berichtgeving werd gestandaardiseerd en werd telegram genoemd.

Op pagina 109 en 110 van het verslag, onder paragraaf 13, is hierover onder andere het volgende te lezen:

Al dadelijk bij het begin van de mobilisatie deed zich dringend de behoefte voelen om de versterkte plaatsen en forten, voor zover zij niet in het algemeen telegraafnet waren opgenomen, daarmee en ook onderling te verbinden.

Naast diverse andere verbindingen, bleek in het bijzonder de noodzakelijkheid om de versterkte punten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, hetzij onderling, hetzij met Utrecht, door een telegraafverbinding te verenigen. Er is toen een begin gemaakt met den aanleg van de volgende telegraaflijnen tussen forten en vestingen:

Muiden-Weesp;

Weesp-Hinderdam;

Naarden-offensief voor Naarden (bestaande uit diverse kleine verdedigingswerken);

Vreeland-Kijkuit;

Nieuwersluis-Spion;

Breukelen-Tienhoven;

Utrecht met de Klop, Blauwkapel, Bildstraat, Rijnauwen, Vechten, Jutphaas;

Honswijk-Vreeswijk;

Vianen-Everdingen;

Gorinchem met Asperen, Vuren, Woudrichem, Altena;

Utrecht-Gorinchem.

Een kaart van het noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, met daarop aangegeven de telegraafverbindingen. ABC-waterlinie.

Van die verbindingen waren op het eind der maand oktober alleen de drie eerstgenoemde en voorts de verbinding van Gorinchem met Asperen en Altena tot stand gekomen. Voor de overige lijnen was het benodigde materieel in de forten opgelegd, met uitzondering van de palen en isolatoren voor de verbindingen Honswijk-Vreeswijk, Vianen-Everdingen en Gorinchem-Vuren, daar de levering van deze materialen door het Departement van Oorlog werd afgelast. Uiteindelijk werd pas op 27 augustus 1885 begonnen met de aanleg van een telgraafverbinding tussen Gorinchem en Fort Vuren. 4

Hiermee is dus de al eens eerder genoemde rol van de vesting Gorinchem als spin in het web van het zuidoostelijke deel van de Waterlinie bevestigd. Het betreft sindsdien letterlijk een web van telegraaflijnen.

Garnizoen

In bijlage E bij het verslag, op pagina 122 en 123, geeft het ‘OVERZIGT van de opstelling der troepen vóór en na de mobilisatie’.

Als eerste komen we hierin tegen, dat van het 6e regiment infanterie, het ‘depôt’ in Gorinchem was gevestigd. Depôt was bij de militairen een nogal ruim begrip. Het betekende niet alleen dat materiaal en materieel voor het hele regiment in Gorinchem was opgeslagen, maar ook dat de regimentsstaf hier zat en het eigenlijke regiment zelf. Dit laatste vereist nadere uitleg, want in het overzicht worden ook Breda en Bergen op Zoom genoemd voor de ‘veld-bataljons’.

Het zat zo: in vredestijd had het regiment de sterkte van 1 bataljon (ca. 600 man) en in oorlogstijd van 3 bataljons. In 1870 hadden we een dienstplichtigenleger en daarnaast ook nog een militie in de vorm van de oude schutterijen. Bij het leger kwamen de dienstplichtigen op bij het regiment in de betreffende garnizoensplaats, zijnde het depôt. De officieren van het depôt oefenden de dienstplichtigen ter grootte van een bataljon en aan het einde van de oefenperiode zwaaiden de dienstplichtigen af.

Bij een oorlogsdreiging werd er gemobiliseerd, dat hield in, dat eerdere geoefende lichtingen werden opgeroepen, waarmee drie bataljons (veldbataljons) werden gevormd en daarmee dus het regiment op oorlogssterkte was. Voor het 6e regiment infanterie waren de mobilisatieplaatsen waarschijnlijk Breda en Bergen op Zoom. Daarnaast was er dus nog steeds het depôt met officieren en dienstplichtigen ter grootte van een bataljon in Gorinchem.

Volgens het overzicht gingen de (geoefende) veldbataljons van het 6e regiment infanterie deel uitmaken van de 2e divisie van het veldleger (mobiele leger) en werden gedirigeerd naar de legerplaats (kampement) op de Houtense Vlakte. Voor het verzamelen van een leger werden van oudsher hoge droge gebieden gebruikt. De Houtense vlakte is zo’n gebied, het is dan ook het grootste acces in de Nieuwe Hollandse Waterlinie, omdat het vanwege de hoge ligging niet kan worden geïnundeerd.

Een legerkamp. Echter in dit geval bij Rijen. Collectie Rijksmuseum. Objectnummer SK-A-4945.

Het half geoefende depôt-bataljon in Gorinchem werd ingezet als bezetting van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en verdeeld over de eigen garnizoensplaats en de vestingen en forten in de omgeving: Gorinchem, Asperen, Vuren, Woudrichem, Loevestein en Altena.

Gorinchem en omliggende sterkten, halverwege de 19e eeuw. Fragment van een kaart van de Nieuwe Hollandse Waterlinie tussen de Bakkerskil en de Zuiderzee en van het middengedeelte van de linker vleugel van de Noord Brabantse Linie, met de verdedigingswerken op grotere schaal op de zanden. Nationaal Archief, Nummer toegang 4.OSK. Inventarisnummer H97.


Geen artillerie?

Op pagina 123 zien we ook de verdeling van de vestingartillerie. Het valt op dat Gorinchem in 1870 geen garnizoensplaats voor de vestingartillerie was. Echter tijdens de mobilisatie werd er dus een deel van het 2e regiment vestingartillerie heen gestuurd. Aan het aantal forten en vestingen en de grootte hiervan, waarover dit regiment werd verdeeld, kunnen we er vanuit gaan dat Gorinchem één compagnie vestingartillerie kreeg als oorlogssterkte.

De Frans-Duitse oorlog had veel gevolgen voor de Nederlandse verdedigingsplannen en de inrichting van vestingen en forten. De Pruissen maakten duidelijk, dat de verplaatsing van troepen en geschut met meer efficiëntie werd uitgevoerd en daardoor met veel grotere snelheid gepaard ging. Ook werd er meer veld- en belegeringsgeschut ingezet. Die ervaring moest worden verwerkt.

De vestingwet stond nog lang ter discussie. Vermelding in de nieuwe Gorinchemse Courant van 20 maart 1875.

Samen met de geconstateerde gebreken tijdens onze mobilisatie zou dit leiden tot de invoering in 1874 van de slepende vestingwet, die het aantal vestingen en verdedigingslinies beperkte tot een toen voor Nederland beheersbaar geacht geheel. Verder volgden uit die wet verbeteringen van de vestingen, forten en linies, ingegeven door de ontwikkelingen in de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871.

Voordat de vestingwet werd ingevoerd, dacht Nederland ook een groot deel van de frontieren (grenzen) te moeten verdedigen. Daarom werd het waarschijnlijk niet nodig geacht om in vredestijd vestingartillerie in Gorinchem in garnizoen te hebben. In het overzicht is dan ook te zien, dat er tijdens de mobilisatie vestingartillerie wordt gestuurd naar frontiervestingen, o.a. Nijmegen, Deventer, Doesburg, Zutphen, Delfzijl, Groningen, het fort bij Westervoort (Arnhem), Grave en Geertruidenberg.

Nieuwe Gorinchemse Courant 6 augustus 1873.

Echter, vanaf de mobilisatie in 1870 bleef de vestingartillerie in Gorinchem, want volgens een krantenbericht5 van 6 augustus 1873, waren de artilleristen van het 2e regiment vestingartillerie nog steeds in Gorinchem. Zij werden jaren later opgevolgd door het 3e regiment vestingartillerie. Gorinchem was toen eigenlijk een depôt voor de vestingartillerie en vond er ook een vestingartillerie opleiding plaats.

Nieuwe Gorinchemse Courant 29 april 1874.

Overigens waren er, volgens een krantenbericht uit 1874, in de vesting Gorinchem ook twee compagnies schutterij-artillerie aanwezig en was toen ook nog het 6e regiment infanterie aanwezig. De commandant van de schutterij-artillerie was daar al 11 jaar commandant, dus ook tijdens de mobilisatie in 1870, was er dan toch artillerie aanwezig in de vesting Gorinchem. 6 Echter elders in het verslag wordt de schutterij als slecht geoefend en gedisciplineerd en daardoor niet direct inzetbaar gekwalificeerd.

Door de opheffing (volgens de vestingwet) van de frontiervestingen, werd dus Gorinchem aan de oostzijde eigenlijk weer een frontiervesting als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Echter wel van zuid naar noord gedekt door een kring van Waterlinieforten. En vanuit het zuiden nog gedekt door de Zuiderwaterlinie, die nog niet was opgeheven en waarvan Geertruidenberg en Heusden (ten opzichte van Gorinchem) de voorliggende vestingen waren.

Gorinchem en de voorliggende vestingen van de Zuiderfrontier (Zuider Waterlinie). Fragment van een kaart van een gedeelte der provinciën Holland, Zeeland, Gelderland en Brabant, waarop aangetekend zijn de kunstmatige inundatiën tussen de Schelde en de Maas en de aldaar gelegen vestigingen en versterkingen, behorende bij een plan tot verdediging der provincie Holland. Datum 1781. Nationaal Archief. Nummer toegang 4.VTHR. Inventarisnummer 441.

Bronnen: