Inleiding
Wat heeft de vesting Gorinchem met de Citadel van Antwerpen te maken? In eerste instantie niet veel, behoudens dat Gorinchem en Antwerpen beide belangrijke vestingsteden waren in het in 1815 gecreëerde ‘Koninkrijk der Nederlanden’, waar het huidige België toen onderdeel van uitmaakte. Maar in de krijgsgeschiedenis van beide steden is er nog een connectie, die tot stand kwam naar aanleiding van de Belgische opstand. In dit verhaal wordt aandacht besteed aan die opstand en de connectie, die in Gorinchem leidde tot een tijdelijk monument, een feest en ereblijken in de vorm van een beeld en een gevelornament.
Verder wordt in dit artikel veel aandacht besteed aan het beleg van de Citadel van Antwerpen, zoals de inrichting van de verdediging en de wijze van beleg. Dit omdat dit beleg als een schoolvoorbeeld gezien kan worden en er dus veel te leren valt betreffende de manier waarop een vesting werd veroverd.
In dit artikel zullen dan ook veel vestingtermen worden gebezigd, expres geschreven met een hoofdletter. Indien de betekenis van sommige van deze vestingtermen de lezer onbekend is, dan kan deze uitleg vinden op
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_vaktermen_in_de_vestingbouwkunde
De Citadel van Antwerpen
In de 19e eeuw waren beide steden nog omgeven door een gebastionneerd vestingsysteem van aarden wallen, echter Antwerpen had ook nog een uit Tachtigjarige Oorlog overgeleverde Spaanse Citadel.
De bovenstaande plattegrond geeft Antwerpen weer zoals de situatie was aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog. Linksboven is de Citadel te zien, een stervormig vestingwerk, dat geïntegreerd is in de omwalling van Antwerpen. Dat wil zeggen, dat er daar een gat in de omwalling is, dat afgesloten wordt door de Citadel. Echter de Citadel was ingericht als zelfstandig verdedigingswerk, dat zich rondom naar buiten toe kon verdedigen, dus ook naar de stadszijde.
De meeste citadellen hadden dan ook de functie van dwangburcht, als hoofdfunctie. Wanneer de stad in opstand zou komen tegen het (in dit geval) Spaansgezinde bestuur, dan kon men zich in de Citadel terugtrekken en zich daar tegen de stad verweren, tot er een ontzettingsleger zou komen.
Ook wanneer Citadel en stad door een vijandelijk leger werden belegerd en de belegeraars de stad wisten te veroveren, kon een laatste verdediging, eventueel met de hoop op ontzet, worden gevoerd in de Citadel.
Op dit detail uit de kaart is goed te zien, dat de Citadel een dorpje op zich was met legeringsgebouwen voor de soldaten, een arsenaalachtig gebouw voor de gouverneur en een kapel. Dit ‘dorpje’ binnen de wallen van de Citadel werd bemand door militairen en als zodanig was een Citadel dus een fort.
De Citadel is op basis van een vijfhoek ontworpen, met op elke hoek een Bastion. Dat zijn Bastions volgens een vroeg Italiaans ontwerp. Verder is er een natte gracht met twee Ravelijnen en een Glacis met een Crémallière (zaagtand) borstwering en een Bedekte weg. Achter elke Courtine zijn twee verhoogde platformen voor geschut, dit zijn schoolvoorbeelden van een ‘Cavalier’ of ‘Kat’.
Veel later werden er in de Nederlandse vestingen meer omvangrijke verhogingen binnen de Bastions gemaakt, voorzien van een borstwering. Dit zijn ook verhoogde geschutsplatformen en worden ook ‘Kat’ genoemd, hoewel ze niet vrijstaand zijn en meer een extra laag in het Bastion vormen. Voorbeelden daarvan zijn o.a. te zien in Gorinchem en Geertruidenberg.
Voor die tijd was de Citadel van Antwerpen een modern verdedigingswerk in optima forma, ontworpen door de Italiaanse architect en vestingbouwkundige Francesco Paciotto, op basis van zijn ontwerp voor de Citadel van Turijn. Hij was de hoofdingenieur van Alva1. Na zijn vertrek werden zijn plannen nog aangepast door zijn landgenoot Bartolomeo Campi en het begin van de bouw werd begeleid door de Italiaanse ingenieur Chiappino Vitelli.
Op bovenstaande plattegrond zijn in de 18e eeuw doorgevoerde wijzigingen2 te zien, de Bastions zijn vergroot en bestaan uit een klein verhoogd binnenbastion en een groot laag buitenbastion. Wanneer men een Bastion wist te bestormen, was men dus nog niet binnen de hoofdwal en stond men voor het kleine binnenbastion. De kleine en hogere binnenbastions hadden hier ook de functie van ‘Kat’, dus verhoogde geschutsplatformen. Deze wijzigingen wijzen op Franse invloed, ze lijken enigszins op het 3e systeem van de beroemde Franse vestingbouwer Vauban.
Voor vier van de vijf Courtines zijn aan de buitenkant van de vestinggracht Ravelijnen aangebracht. Aan de Rivierzijde is dit een klein Ravelijn met een beschermde verbinding met de Citadel, dus eigenlijk een soort Caponnière, maar men noemt dit een ‘Wapenplaats’.
Er zijn na 1815 ook twee gedetacheerde Lunetten bijgemaakt, genoemd naar de in de buurt liggende dorpen, Kiel en Saint-Laurent. De bedoeling hiervan was, om een belegeraar geruime tijd op afstand te houden.
De Belgische opstand
Het Koninkrijk de Nederlanden, ook wel het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden genoemd, was voortgekomen uit de onderhandelingen tijdens het Congres van Wenen, tussen de geallieerden die Napoleon hadden verslagen. Dit echter zonder veel overleg met de Zuidelijke Nederlanden.
Die Zuidelijke Nederlanden hadden voor de Franse inname al een tijdje een min of meer zelfstandig bestuur genoten na een opstand in 1789 tegen het toen Oostenrijkse regime. Dat ging de geschiedenis in als de ‘Brabantse omwenteling’ en de ‘Luikse revolutie’. Men verklaarde zich onafhankelijk onder de naam ‘de Verenigde Nederlandse Staten’, ook wel ‘de Verenigde Belgische Staten’ genoemd3.
Ze werden toen gesteund door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, echter door interne verdeeldheid en gebrek aan internationale erkenning werd het een mislukking en in 1790 werd het Oostenrijkse gezag weer hersteld. De Oostenrijkse Nederlanden werden in 1795 ingelijfd door Frankrijk.
Na dat napoleon en dus Frankrijk was verslagen werd het congres van Wenen gehouden. Hier leek het een logische stap om de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden samen te voegen. En men vond het ook nodig, om de noordgrens van het gevaarlijke Frankrijk af te sluiten met een wat groter en sterker land, dan met een klein op afstand bestuurd landje en een lappendeken waar andere landen rechten lieten gelden. Dus eigenlijk een grijs gebied tussen het kleine Nederland en de Franse grens.
Echter, sinds de Tachtigjarige Oorlog waren de Noordelijke Nederlanden en de Zuidelijke Nederlanden op cultureel gebied uit elkaar gegroeid, er waren grote verschillen op het gebied van godsdienst, taal, economische- en bestuurlijke ontwikkeling.
De mensen in de Zuidelijke Nederlanden voelden zich al snel betutteld door het noorden en als tweederangs burgers behandeld. In augustus 1830 brak er een opstand uit en al in oktober, nog dat jaar werd de onafhankelijkheid uitgeroepen.
In noord Nederland zag men dit echter als een oproer van het gepeupel, maar toen er al snel een soort revolutie ontstond en ook de zuidelijke soldaten uit het leger deserteerden om zich met de wapenen aan te sluiten bij de opstandelingen, werd dit als verraad gezien. De Belgen ontvingen al snel steun van het gevreesde Frankrijk. Als reactie was er dan ook een nationalistische hype in de Noordelijke Nederlanden.
Het zou zowel voor de Noordelijke, als voor de Zuidelijke Nederlanden een enorm drama worden. Voor Nederland was het een traumatische ervaring, want men verloor tijdens onderhandelingen onverwacht de steun van de Europese grootmachten en raakte politiek geïsoleerd. Vanaf die tijd tot aan de Tweede Wereldoorlog zou Nederland dan ook een teruggetrokken neutraliteitspolitiek voeren en nauwelijks nog een rol op het wereldtoneel spelen.
In oktober 1830 was, voordat het Nederlandse leger was gehergroepeerd en aangevuld, het huidige Belgische grondgebied, maar ook een deel van Noord-Brabant, een deel van Zuid-Limburg en een deel van Zeeuws-Vlaanderen, ontdaan van noordelijke troepen. Aan de westzijde handhaafden de ‘Hollanders’ zich nog wel in de Citadel van Antwerpen en in de Scheldeforten.
De militaire posities consolideerden zich in november en er kwam een wapenstilstand. Echter in Antwerpen werd een afgesproken staakt-het-vuren door de Belgen geschonden en liet generaal Chassé de stad beschieten. Hiermee werd de Citadel weer in zijn aloude functie als dwangburg gebruikt. Door de Belgen werd dit ervaren als een terreurbombardement, het was ‘olie op het vuur’.
Op bovenstaande afbeelding: in het midden boven, het brandende arsenaal van Antwerpen. Rechtsboven de sterkte het Vlaamsche Hoofd, ook in handen van de Hollanders en rechts daarvan de rivier de Schelde met twee Hollandse fregatten en enkele kanonneerboten.
Op de voorgrond rechtsonder gereedliggende schanskorven, in het midden generaal Chassé met een groep officieren. Daarachter is een deel van de wal van de Citadel zichtbaar met geschutsopstellingen. Verder valt op, dat op deze lithografie van Hilmar Johannes Backer naar een schilderij van Izaak Schouman, iedereen druk in gesprek is.
De Hollanders hielden ook de rivier de Schelde onder controle met kleine oorlogsschepen. Op 5 februari 1831 drijft een Nederlandse kanonneerboot door een storm naar een Belgische kade. Een meute boze Belgen bezet de kanonneerboot. Kapitein luitenant ter zee Jan van Speijk wil zijn schip niet in Belgische handen laten vallen en laat de kruitvoorraad in het ruim ontploffen, waarbij hijzelf en zijn bemanningsleden omkomen.
De grootmachten organiseerden een wapenstilstand en een conferentie in Londen en na moeilijke onderhandelingen kwam men tot het besluit, dat België een onafhankelijk land werd onder koning Leopold I. En dat in Brabant alles ten zuiden van de rivier de Maas (de voormalige Generaliteitslanden) en in Zuid-Limburg alles ter weerzijden van de Maas, Belgisch grondgebied zou worden.
Dus het grootste deel van Noord-Brabant en heel Zuid-Limburg, terwijl de Belgen ook nog eens aanspraak maakten op heel Zeeuws-Vlaanderen. Tevens werden de rechten van het Huis van Oranje-Nassau op Luxemburg in twijfel getrokken. Ook wilde België niet in de financiële verplichtingen van de Nederlanden delen. Hiermee kon koning Willem I uiteraard niet akkoord gaan en hij was diep teleurgesteld in het optreden van de voormalige partners in de coalitie tegen Frankrijk.
Hij organiseerde de ‘Tiendaagse veldtocht’, die in augustus 1831 van start ging. Het Nederlandse leger dreef de twee Belgische legers uit elkaar en in een serie veldslagen werden deze verslagen. Echter, de Belgen vroegen Frankrijk te hulp en een reeds gereedstaand Frans leger met een sterkte van 70.000 man trok België binnen. Het totale Nederlandse leger was maar 37.000 man groot. De verdere voorgang van de veldtocht werd stopgezet, mede onder druk van Engeland 4, om een veldslag met het Franse leger te voorkomen.
De Citadel van Antwerpen en de Scheldeforten werden echter nog steeds door Hollandse troepen bezet. De beschieting van Antwerpen was voor de Fransen mede aanleiding voor een tweede interventie. Het Franse Noordelijke Leger, groot ca. 90.000 man, trok België binnen richting Antwerpen. Op 19 november 1832 kwamen de eerste Franse troepen voor de Citadel van Antwerpen en begon het beleg, waarbij de Nederlandse artilleristen in de Citadel een belangrijke rol speelden.
Gorinchem
Gorinchem heeft vanaf de Belgische opstand in 1830 een binding met de artillerie, want toen werd te Gorinchem het Bataljon Vrijwillige Artilleristen opgericht, dat zou moeten gaan bestaan uit 8 compagnieën5.
Onder de vrijwillige aanmelders, uit alle windstreken van het land, bevonden zich6:
- 19 personen geboren en/of op dat moment woonachtig in Gorinchem.
- 5 personen woonachtig in Woudrichem.
- 1 persoon woonachtig in Werkendam.
- 2 personen woonachtig in Hardinxveld.
- 1 persoon woonachtig in Vuren.
Onder de inchrijvers waren ook 5 heel jonge jongens van 12 t/m 17 jaar oud, dus kinderen. Die werden in die tijd toch gewoon aangenomen. Ze werden allen ingeschreven als Tamboer (trommelaar). Niet dat ze daarmee ‘uit de wind’ werden gehouden. De Tamboers moesten ook gewoon mee het slagveld op. Maar het was de laagstbetaalde rang.
Gorinchem had op dat moment een grote militaire bezetting, om samen met de rest van het leger een vuist te maken tegen het ‘opstandige’ België. In het najaar van 1830 was de vesting Gorinchem in staat van beleg verklaard. Er waren 514 officieren en 2926 onderofficieren en manschappen in de stad ingekwartierd.
In januari 1831 waren er nog maar 113 officieren, maar wel 6482 onderofficieren en manschappen 7. Dit op ca. 6500 inwoners, dus een zware belasting voor de Gorinchemse burgerij. Toch werd er door diverse militairen positief en zelfs lovend gesproken over de vriendelijke ontvangst en opvang in Gorinchem.
Enkele personen uitgelicht:
Onder de in Gorinchem gelegerde militairen bevond zich Joannes Franciscus van Heutsz (1806-1881), Gorcumer van geboorte. Kort na het uitbreken van de oorlog in 1830 tekende hij voor opname in het recent opgerichte Bataljon Vrijwillige Artilleristen. Hij had al een redelijke carrière. Het stamboek van de vrijwillige Artillerie vermeldt:
1824 Kanonnier 1e Klasse
1825 Korporaal
1825 Fourier
1826 Sergeant
1830 Overgegaan naar het Bataljon Vrijwillige Artillerie
Meteen in 1830 werd de dan vierentwintigjarige sergeant ingezet bij de belegering van Doornik, een vesting in de Wellintonbarrière langs de grens met Frankrijk, tegenwoordig in België gelegen. Daarna ging hij terug naar Gorinchem, de stad die hij door en door kende8.
Militairen werden nogal eens van de ene naar de andere garnizoensstad verplaatst. Zo werd zijn zoon Joannes Benedictus van Heutsz te Coevorden geboren. Deze werd later de bekende Van Heutsz, die het schopte van Foerier der Infanterie tot Luitenant-Generaal en daarna Gouverneur-Generaal van Nederlands Indië. Hij werd vooral bekend omdat hij een einde maakte aan de oorlogen met Atjeh9. Dit echter door keihard ingrijpen, waar in onze tijd wel wat bedenkingen tegen zijn gerezen, maar wat toen werd gezien als een goede daad; een grote verdienste voor Nederland.
Een andere vrijwilliger was Abraham Dendekker. Met hem liep het slecht af. Hij meldde zich op een leeftijd van 36 jaar als vrijwilliger voor de Vrijwillige Artillerie op 9 november 1830. Echter in het stamboek van de vrijwillige artillerie staat, dat hij op 22 oktober 1831 is overleden in het Rijkshospitaal te Utrecht. Dit zonder vermelding van kwetsuren, dus zal hij aan een ziekte zijn overleden.
Nog een bijzonderheid was de in Gorinchem geboren maar in 1832 in ’s Gravenhage woonachtige Jacobus T.G. de Riemer. Hij werd door de Vrijwillige Artillerie op 24 juni 1832 overgenomen van het 4e bataljon Nationale Militie, als korporaal en werd bij die gelegenheid bevorderd tot fourier. Voor die overname was hij nog in dat jaar door de krijgsraad veroordeeld tot 6 maanden tuchthuis wegens “valsche getuigenis”. Echter na beroep werd hij door het hoge militaire gerechtshof hiervan vrijgesproken, maar toch nog veroordeeld wegens “kijverij en vechten in eenen drankwinkel”.
Maar inmiddels had hij voldoende lang gezeten, om deze delicten te compenseren en werd hij dus overgeplaatst naar de Vrijwillige Artillerie. In 1835 werd hij bevorderd tot sergeant en in 1839 tot sergeant-majoor. In dat jaar ging hij weer terug naar het 4e bataljon Artillerie.
Hij was houder van het Bronzen Kruis (groot aantal dienstjaren) en het Metalen Kruis (gediend tijdens de Belgische Opstand). In 1829 begon zijn militaire carrière voorspoedig met twee bevorderingen per jaar, maar na zijn vechtpartijtje trad er een aanzienlijke vertraging op met drie bevorderingen in acht jaar tijd. Hij had dus een ‘douw’ gekregen.
De vrijwilligers uit Gorinchem en omgeving hebben in diverse vestingen als artillerist gediend, van Den Helder tot ’s-Hertogenbos en Vlissingen, maar niet in de Citadel van Antwerpen.
Gorcumers in de Citadel van Antwerpen tijdens het beleg
De Citadel van Antwerpen werd verdedigd door10:
- Van de 7e Afdeling Infanterie, het Flankbataljon.
- Van de 9e Afdeling Infanterie, het 2e en het 3e Bataljon.
- Van de 10e Afdeling Infanterie, het 1e en het 2e Bataljon en het Flankbataljon.
- Het 3e Bataljon Artillerie Nationale militie (voorheen Vrijwillige Artilleristen).
- Het 6e Bataljon Artillerie Nationale Militie (voorheen Vrijwillige Artilleristen).
- De Artillerie transporttrein (dit is geen ‘trein’ in de huidige betekenis, maar de afdeling materiaal en logistiek, indien onderweg, bestaande uit een lange sliert paarden en wagens, wat een ‘trein’ werd genoemd).
- Korps Ingenieurs.
- Korps Mineurs en Sappeurs, 1e Bataljon, 1e Compagnie.
We zoeken in de beschikbare stamboeken, wie uit Gorinchem en directe omgeving in deze eenheden hebben gediend en wie wellicht in de Citadel van Antwerpen ten tijde van het beleg:
De 7e Afdeling Infanterie:
In de stamboeken staan 15 mannen, geboren en/of woonachtig in Gorinchem of de naaste omgeving van Gorinchem, waarvan twee in de Citadel van Antwerpen hebben gediend tijdens het beleg10.
Dat waren:
- Louis G. Horbert, geboren te ’s Gravenhage en in 1830 woonachtig in Gorinchem. Hij werd toen overgeplaatst vanuit de vesting Grave naar de 7e Afdeling Infanterie als 1e luitenant. Hij was in 1822 in dienst gegaan als soldaat en was dus al een officier geworden. Met het hele garnizoen van de Citadel van Antwerpen is hij na de overgave krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd naar Frankrijk.
In 1833 kwam hij uit krijgsgevangenschap en werd weer in dienst gesteld in de vesting Grave. In 1857 zou hij uiteindelijk majoor worden bij het 1e Regiment Infanterie. Hij was houder van het Metalen Kruis voor dienst tijdens de Belgische Opstand, verder van de Medaille voor de Citadel van Antwerpen (betoonde moed) en de medaille voor een groot aantal dienstjaren. - Karel. H. Glimmerveen werd op 20 februari 1811 te Gorinchem geboren. Nog woonachtig in Gorinchem werd hij in 1829 ingeschreven als soldaat. Maar nog datzelfde jaar werd hij al korporaal, in 1830 fourier en diende in het Mobiele leger. In 1831 diende hij in de vesting Willemstad. In 1832 werd hij bevorderd tot 2e luitenant en diende in de Citadel van Antwerpen. Vandaar is hij ook als krijgsgevangene afgevoerd naar Frankrijk.
In 1833 is hij teruggekomen en in 1834 diende hij in de vesting Grave. In 1836 is hij overgeplaatst naar de 1e divisie van het Algemeen Depot van de Landmacht no. 33. Hij kreeg het Metalen kruis voor dienst tijdens de Belgische Opstand en een melding van goed gedrag tijdens de belegering Citadel van Antwerpen. Hij kreeg dus ook de Medaille voor de Citadel van Antwerpen.
De 9e Afdeling Infanterie:
Bij de 9e Afdeling Infanterie dienden aan het begin van de Belgische opstand en tijdens het beleg van de Citadel Antwerpen 26 mannen, geboren en/of woonachtig in Gorinchem of de naaste omgeving van Gorinchem, waarvan er één in de Citadel van Antwerpen heeft gediend tijdens het beleg. Hij werd ook in de Militaire Willemsorde verheven11.
Dit was Anthonij Elisa van Krieken, geboren op 11 december 1785 te Montfoort en in 1830 woonachtig in Gorinchem. Heden ten dage is van Krieken nog steeds een bekende naam in Gorinchem. Hij kwam in 1830 als kapitein bij de 9e Afdeling Infanterie en hij had een indrukwekkende militaire carrière, als volgt:
Hollansche Dienst (Bataafse Republiek):
1802 Jager 5e bat. Coloniale Jagers.
1803 overgegaan bij het 22e ? Infanterie.
1805 bij het 8e regiment Infanterie van de Linie.
1806 overgegaan bij regiment Garde Jagers.
1806 korporaal.
1809 sergeant-majoor.
Franse Dienst (Nederland onderdeel van het Franse keizerrijk van Napoleon):
1810 bij vereniging Holland met Frankrijk met zelfde korps overgegaan.
1811 regiment Garde Pupillen.
1811 2e luitenant.
1814 den Franschen dienst verlaten.
Nederlandsche Dienst (koninkrijk der Nederlanden):
1814 1e luitenant in het 13e en daarna het 15e bat. Militie.
1816 1e Luitenant-Adjudant.
1819 kapitein-adjudant.
1822 kapitein.
1835 pensioen verleend.
1835 afgevoerd.
Plaatsen gediend:
1815 In de Nederlanden en in Frankrijk.
1830 Mobiele leger.
1831 Citadel van Antwerpen.
1832 Citadel van Antwerpen.
1832 Krijgsgevangen afgevoerd naar Frankrijk.
1833 Terug.
1834 Vesting Bergen op Zoom.
Onderscheidingen:
Ridder in de Koninklijke orde van het Legioen van Eer voor zijn optreden in de bloedige Napoleontische slag bij Dresden op 26 en 27 augustus 1813.
1816 permissie om deze orde ook in Nederlanse dienst te mogen dragen.
Metalen Kruis.
1833 Ridder der Militaire Willemsorde der 4e klasse.
Medaille voor de Citadel van Antwerpen.
De 10e Afdeling Infanterie
Bij de 10e Afdeling Infanterie dienden aan het begin van de Belgische opstand en het beleg van de Citadel Antwerpen 53 mannen, geboren en/of woonachtig in Gorinchem of de naaste omgeving van Gorinchem. Acht daarvan waren in de Citadel van Antwerpen tijdens het beleg. Eén daarvan raakte gewond en is benoemd tot Ridder in de Militaire Willemsorde der 2e klasse12.
Dit was Warrenard Heijmans, geboren op 14 september 1814 te Gorinchem en op 16 oktober 1930 nog steeds woonachtig in Gorinchem, ingeschreven bij de 10e Afdeling Infanterie als fuselier. Hij diende eerst in de vesting Bergen op Zoom en daarna in de Citadel van Antwerpen. Op 11 maart 1834 werd hij benoemd tot Ridder in de Militaire Willemsorde 2e klas. Hij had uiteraard ook de Medaille van de Citadel van Antwerpen en het Metalen Kruis.
Hier is het wellicht interessant om een inkijkje te geven in een extract uit de geraadpleegde stamboeken van de 10e Afdeling Infanterie.
Nationale Militie 3e en 6e bataljon artillerie
Bij de Nationale Militie 3e en 6e bataljon dienden aan het begin van de Belgische opstand en het beleg van de Citadel Antwerpen maar twee mannen, geboren en/of woonachtig in Gorinchem of de naaste omgeving van Gorinchem. Zij hebben niet in de Citadel van Antwerpen gediend13.
Hoewel niet aangegeven in dit stamboek, heeft G.J.C. Wagner wel dienst gedaan in de Citadel van Antwerpen, tijdens het beleg en is daar gesneuveld. Hij wordt vermeld in de lijst van gesneuvelden in de Nederlandsche Staats-Courant no. 6 van zondag 6 januari 1833.
Artillerie transporttrein
De enige in de betreffende periode in de stamboeken vermelde Gorcumer is Evert Smith, geboren op 7 april 1783 te Gorinchem, vanaf 1800 in militaire dienst en ten tijde van Belgische Opstand als wachtmeester bij de trein van het 4e bataljon Veldartillerie en nog woonachtig in Gorinchem. Echter hij heeft niet gediend in de Citadel van Antwerpen14.
Korps Ingenieurs (Genie)
In het stamboek van de betreffende periode staan drie mannen, geboren en/of woonachtig in Gorinchem of de naaste omgeving van Gorinchem. Zij hebben niet in de Citadel van Antwerpen gediend15.
Daarvan is Jan Zegelaar, te Werkendam geboren op 4 juli 1795 en daarna woonachtig in Middelburg, benoemd tot “Broeder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw” voor de verdediging van de Citadel van Luik in september en oktober 1830. Hij was toen sergeant-majoor opzichter der Fortificatiën der 2e klasse. Verder kreeg hij ook het Metalen Kruis.
Korps Mineurs en Sappeurs
Sappeurs waren de mannen, die vanuit de parallelloopgraven de naderingsloopgraven (‘sappen’ genoemd) naar de belegerde vesting moesten graven. Dat was gevaarlijk werk. De mineurs deden nog veel gevaarlijker werk. Zij groeven mijngangen (dus ondergronds).
Eerst door het verhoogde terrein van het Glacis (indien mogelijk) en dan, nadat pioniers een grachtovergang gemaakt hadden, aan de overzijde van gracht een mijngang onder in een vestingwal. Daarin werden kisten met buskruit tot ontploffing gebracht, waarmee een groot deel van een vestingwal werd opgeblazen en er hier dus een stormaanval kon plaatsvinden.
In de stamboeken van dit korps staan in de betreffende periode vier mannen, geboren en/of woonachtig in Gorinchem of de naaste omgeving van Gorinchem. Zij hebben gediend in het mobiele leger en in de vestingen Nijmegen en Maastricht, dus niet in de Citadel van Antwerpen. Er zijn ook geen bijzonderheden16.
Conclusie onderzoek stamboeken
Er waren 11 mannen geboren en/of woonachtig in Gorinchem of de naaste omgeving van Gorinchem, in de Citadel van Antwerpen. Zij hebben het heftige beleg daarvan meegemaakt en zijn uiteindelijk als krijgsgevangenen met behoud van eer afgevoerd naar Frankrijk. In 1833 werden zij vrijgelaten en keerden terug naar Nederland, waarna de meesten hun dienstverband voortzetten.
Bij de onthulling van het ereblijk op het kazerneplein, houdt kolonel Schoch van het 3e Regiment Vesting Artillerie in Gorinchem een toespraak en noemt hierin een kanonnier Hans van Leeuwen, die een Gorcumer zou zijn en die tijdens het beleg van de Citadel van Antwerpen een heldendaad verricht zou hebben.
Toen een vijandelijke bom één der buskruitmagazijnen doorsloeg en dood en verderf dreigde te verspreiden, heeft hij deze opgenomen en in de gracht gegooid. Met deze koelbloedige daad redde hij het leven van zijn krijgsmakkers’17.
Echter deze man is niet aangetroffen in de doorzochte stamboeken van de legereenheden, die bij de verdediging van de Citadel van Antwerpen waren betrokken.
Naast deze legereenheden hebben Gorcumers zich ook bij andere legereenheden aangemeld of waren daar in dienst of werden in dienst gesteld. Ook het garnizoen van Gorinchem had aan de bestrijding van de Belgische Opstand deelgenomen. In het ‘Verhaal der feestelijke ontvangst te Gorinchem’18 spreekt men van “een groot gedeelte dier dapperen had tot het laatst van augustus 1830 de krijgsbezetting der vesting (Gorinchem) uitgemaakt en was met grooten spoed naar de oproerige gewesten gesneld, hunne nauwste betrekkingen alhier achterlatende”.
Het beleg van de Citadel van Antwerpen
De sterkte van de Citadel voorafgaand aan het beleg
De originele Spaanse Bastions zijn later vergroot. De originele Bastions vormden daarna een lichte verhoging in het binnenterrein, als een soort Reduit, echter met een geringe verdedigingswaarde.
Bovendien vormden zij een beperking in de bewegingsvrijheid binnen de Bastions.
Op de vergrote Bastions was wel ruimte voor het opstellen van geschut langs de Facen en voor een redelijke geschutsbatterij op de relatief korte Flanken van de Bastions. Echter, het waren alle open geschutsopstellingen. Ook waren er binnen de Citadel weinig bomvrije ruimten.
De natte gracht van de Citadel was een goed obstakel, deze gracht werd vanuit de Schelde via een sluis van water voorzien. Echter met deze sluis en twee sluizen in de Wapenplaats tussen Bastion 1 en 5 kon men stroming veroorzaken en de stroomrichting in de gracht bepalen. Voor de Courtine tussen de Bastions 2 en 3 lag een Stenen Beer, die het grachtwater van de vestinggracht van Antwerpen scheidde van het grachtwater van de Citadel. Zodat de Citadel als een op zichzelf staand verdedigingswerk controle had over het eigen waterniveau.
De Ravelijnen en de gecrémaillieerde bedekte weg met traversen en Glacis gaven goede mogelijkheden voor de verdediging van het voorterrein en de bestrijding van belegeringsbatterijen. De Lunetten ‘Fort St. Laurent’ en ‘Fort du Kiel’ lagen vooruitgeschoven met een open Keelzijde.
Ze waren met hun natte gracht, gecrémaillieerde Bedekte weg en Traversen goed verdedigbaar en beheersten het voorterrein op grote afstand. Ze konden goed werkzaam zijn tegen de belegeringswerken en batterijen van een belegeraar. Deze Lunetten zou een belegeraar eerst moeten veroveren, voordat deze uiteindelijk de Citadel zelf kon aantasten.
De korte afstand tot de Saillanten van de Ravelijnen en de Bedekte weg voorzag wel in een redelijke verdediging van de Keelzijde van deze Lunetten. Echter, ze werden door de Bastions en Ravelijnen van de Citadel maar zeer beperkt geflankeerd. En het Lunet ‘Fort St. Laurent’ werd aan de rechterzijde niet vanuit de Citadel maar vanaf de vestingwal van Antwerpen en het Lunet ‘Fort Montebello’ geflankeerd. Deze laatste werken waren tijdens het beleg in handen van de vijand.
Het in vijandelijke handen zijn van de verdedigingswerken van de stad verzwakte de Citadel aanzienlijk, maar over het geheel genomen was de Citadel met zijn voorwerken nog een redelijk sterk verdedigingswerk, wat goed verdedigd zou kunnen worden.
Situatie, bevoorrading en bewapening
Generaal baron Chassé was de militaire autoriteit in de provincie Antwerpen. Echter door het deserteren van de Zuid-Nederlandse soldaten, was het overgebleven deel van het leger alleen nog toereikend om de forten Lillo en Liefkenshoek te bezetten, ter controle van de Schelde. Verder ook de forten van het Vlaamsche Hoofd en de Citadel van Antwerpen. Op de rivier de Schelde werden drie fregatten en een aantal kanonneerboten gestationeerd.
Tijdens de onderhandelingen met de grote mogendheden was er een wapenstilstand ingesteld, tijdens welke de Citadel en bovengenoemde forten van voldoende mensen, livres (proviand) en bewapening werden voorzien. Ook aan Belgische zijde werden het Noorderfort (Noordkasteel) de Scheldekade en de vestingwal van Antwerpen voorzien van batterijen en bewapening.
Uiteindelijk hadden de Belgen 270 stukken geschut tegen de Citadel opgesteld en in het overige deel van de positie Antwerpen, wat in Belgische handen was, nog eens 140 stukken geschut. Dit noodzaakte een verdere versterking van de fortificaties in Nederlandse handen. Uiteindelijk waren er in de positie Antwerpen 4.500 Nederlandse manschappen en 122 officieren.
De nummering van de Bastions van de Citadel is per kaart of plattegrond verschillend, echter wij houden de nummering aan als op het bovenstaande Nederlandse bewapeningsplan:
- Bastion Alva aan noordoostzijde (stadszijde) is nummer 1.
- Bastion Paciotto aan de zuidoostzijde is nummer 2.
- Bastion Toledo aan de zuidzijde is nummer 3.
- Bastion Hernandez (of Fernando) aan de zuidwestzijde (Scheldezijde) is nummer 4.
- Bastion Duc aan de noordwestzijde (Schelde- en stadszijde) is nummer 5.
- De Courtines en Ravelijnen worden aangegeven met de nummercombinatie van de Bastions waartussen zij liggen.
Op de plattegrond is het plan voor de opstelling van de bewapening van de Citadel aangegeven en ook alle gebouwen, inclusief het geblindeerde hospitaal (zie het renvooi onderaan de plattegrond).
De posities van de bewapening zijn aangegeven door de ingetekende schietsleuven in de borstwering, met daarin vermeld soort en kaliber van het betreffende stuk geschut (bijvoorbeeld: 12 lb = kanon 12 pond en hw 20 d = houwitser 20 duim). Daarnaast zijn nog losse stukken geschut op het banket aangegeven. Dat zijn de mortieren (km = kogelmortier en 13 dm = Coehoornmortier 13 duim).
De bewapening van de Citadel bestond uit:
- 12 kanonnen van 24 pond.
- 11 kanonnen van 18 pond.
- 18 kanonnen van 12 pond.
- 22 kanonnen van 6 pond.
- 9 houwitsers van 20 duim (cm).
- 3 houwitsers van 15 duim (cm).
- 3 mortieren van 29 duim (cm).
- 5 mortieren van 20 duim (cm).
- 8 mortieren van 13 duim (cm) Coehoornmortieren.
- 3 kogelmortieren.
- 2 steenmortieren.
Verder werden de verdedigingswerken van de Citadel versterkt met Blinderingen (overdekte wapenopstellingen), op de volgende locaties:
- De Saillanten van de Lunetten, één voor kanonnen en één voor mortieren.
- De Saillanten van de Ravelijnen aan de veldzijde van de Citadel.
- De rechter lage flank van Bastion 1.
- De Saillant van Bastion 4.
- De hoge linkerflank en lage rechterflank van Bastion 5.
- In het Ravelijn voor front 2-3, t.b.v. mortieren.
- Courtine 1-2, een grote blindering als hospitaal en een kleinere als logement.
- Courtine 5-1 t.b.v. enige mortieren.
Voorts trof men nog de volgende maatregelen:
Diverse niet bomvrije magazijnen, twee hoofdpoorten en de poort naar het Ravelijn voor Courtine
2-3 werden inwendig versterkt met balken. Alle vensters hiervan werden ook geblindeerd met schuinstaande balken.
Het bomvrije kruitmagazijn werd met een laag mest en fascines (takkenbossen) overdekt en de deur en de vensters toegestopt met zandzakken. Het Laboratorium werd van een Blindering voorzien. In de Courtines van de wallen waren reeds eerder kleine bomvrije munitiemagazijnen gemaakt.
De door de oude Spaanse Bastions gevormde flauwe aarden Reduits in de Bastions van de Citadel werden versterkt door hier omheen een grachtje te graven met daarin een Palissade. Een grote blindering gemaakt tegen de Courtine 1-2 moest dienen als bomvrij hospitaal.
In de Bedekte weg langs de rechter Face van Ravelijn 2-3 werd een rij Palissaden geplaatst. In de Saillant van de Bedekte weg langs dit Ravelijn en op de Wapenplaatsen ter linker- en ter rechterzijde maakte men Tamboers van Pallisaden, om als Reduits te fungeren. De Escarpe van de Ravelijnen werden gefraisseerd of om haar hele omtrek voorzien van Palissaden, die bijna horizontaal in het talud gestoken werden. De verbindingsweg naar elke Lunet werd gepalissadeerd, om als Caponnière te kunnen dienen. Achter de open Kelen der Lunetten werden Wolfskuilen gegraven.
Het beleg
Dit werd een beleg ‘volgens het boekje’. Anno 1832 hanteerde men nog steeds de belegeringsmethodiek die eind 17e eeuw ingevoerd was door de beroemde Franse vestingbouwkundige en belegeraar van vestingen: Sébastien Le Prestre, Marquis de Vauban, Commissaire général des fortifications, Maréchal de France.
Ook de Nederlandse verdediging van de citadel onder leiding van generaal Chassé geschiedde volgens de geldende militaire opvattingen voor een goede verdediging. Die opvattingen deden het spreekwoord ‘de aanval is de beste verdediging’ gestand, dus er werd een proactieve verdediging gevoerd, die uiteindelijk leidde tot groot respect bij vriend en vijand.
Volgens de regelen der kunst betekende het beginnen met het ‘openen’ (maken) van de 1e parallel (loopgraaf) het officiële begin van een beleg en vanaf dat tijdstip legde men de duur van het beleg vast.
Die loopgraaf werd ‘parallel’ genoemd, omdat deze parallel liep aan de vestingwerken van de te belegeren vesting. Langs die parallel werden dan ook de 1e geschutsbatterijen gemaakt voor het beschieten van de vesting. Onder dekking van dit geschut werden er vervolgens zigzag naderingloopgraven gemaakt richting de vesting, vervolgens de 2e parallel, enz. tot aan de vestinggracht. Dat was de belegeringsmethodiek van Vauban.
Echter bij die methodiek hoorde ook een bepaalde manier van opstellen van het geschut, welke opstelling ook naar gelang de fase van het beleg wijzigde. De geschutsbatterijen hadden elk een bepaald doel. Er waren frontale batterijen, enfilerende batterijen en demontagebatterijen. Ffrontale batterijen dienden tot algemene beschieting en het bombarderen van de vesting.
De enfilerende batterijen schoten parallel aan een deel van de vestingwerken en deden daarbij zogenaamde ricochetschoten. Ricochetschoten zijn kanonschoten met massieve kogels onder een flauwe boog, zodanig, dat na het neerkomen, deze nog een paar keer opspringen, als een plat steentje op water. Op die manier werd dus een hele Face van een Ravelijn of Bastion, of de Courtine van een vesting, achter de borstwering schoongeveegd van verdedigers en hun geschutsopstellingen.
De demontagebatterijen waren speciaal bedoeld om het geschut van de vesting, dat op de naderingspogingen van de belegeraar schoot, te kunnen vernielen (demonteren).
Door het gebastionneerde systeem van de vesting moeten de belegeringsbatterijen dus onder een bepaalde hoek met de vestingwerken in het veld opgesteld worden, om enfilerend te kunnen schieten of om bepaalde geschutsopstellingen op de vesting te kunnen zien, om daarop het demontage (vernielend) vuur te kunnen richten.
Wanneer men met de loopgraven in het Glacis was gekomen en de Bedekte weg was bereikt, werd zwaar geschut uit de veldbatterijen naar voren gebracht en werden er aan de gracht ‘contrabatterijen’ en ‘bresbatterijen’ gemaakt.
De contrabatterijen dienden om het aangevallen deel van de vesting dusdanig intensief te beschieten, dat men nauwelijks nog terug kon schieten. Zij gingen voornamelijk het artilleriegevecht aan met de flankeringskanonnen van de vesting. Dit ter dekking van de bresbatterijen en de overgangspoging over de gracht.
De bresbatterijen dienen uiteraard voor het bresschieten, echter al snel ging men over tot het gebruik van mijnen, om een grote bres te maken, geschikt voor een stormaanval. Sinds die tijd dienden de bresbatterijen meer voor het vernielen van Revettementsmuren (bekledingsmuren), zodat de mineurs een mijngang in het aardwerk konden graven, om een mijn te kunnen plaatsen. Een mijn bestond uit een in het aardwerk van een Bastion gegraven stukje gang, waarin tonnen of kisten met buskruit werden geplaatst en tot ontploffing werden gebracht.
Verslag van het beleg19 (tenzij anders aangegeven)
De 1e parallel werd geopend op 29 november 1832 om 20:00 uur. Volgens goed gebruik werd daarna op 30 november de overgave van de Citadel per brief opgeëist door de Franse Maarschalk Gèrard. Hij kreeg ook keurig per brief antwoord van generaal Chassé, dat er van overgave geen sprake kon zijn. Het eerste vuur uit de Citadel op de aanvalswerken, werd gedaan om 12:00 uur die dag.
Intussen ging de briefwisseling gewoon door, nu betreffende de ‘onzijdigheid’ van de stad Antwerpen. De Belgen hadden diverse geschutsbatterijen in de stad en op de vestingwerken van Antwerpen gemaakt. Echter zij zouden zich vooralsnog niet in de strijd mengen, om te voorkomen, dat vanuit de Citadel de stad weer beschoten zou worden.
Maar de Fransen hadden op de Lunet Montebello (één van de voorwerken van de vestingwerken van Antwerpen) een Belgische geschutsbatterij in gebruik genomen en nog uitgebreid met Frans geschut. De uitwerking van deze geschutsbatterij kon zeer ten nadele van de Citadel zijn.
Generaal Chassé vond dan ook terecht, dat door de ingebruikname van een verdedigingswerk van de stad tegen de Citadel, hij de stad als vijandig zou moeten beschouwen. Men kwam niet tot overeenstemming in deze kwestie, echter generaal Chassé heeft de stad toch niet weer laten beschieten. Wel zijn er nog vernielingen aangericht in de stad en doden en gewonden gevallen doordat de Fransen af en toe de Citadel overschoten.
Ondanks het enorm regenachtige weer, waarbij de 1e parallel direct al vol water liep, deboucheerden (naderden) de Fransen al in de nacht van 30 november op 1 december vanuit de 1e parallel, richting de Citadel. Op 2 december doet de bezetting van de Citadel ook al een uitval naar de Fransen aan de zijde van de Schelde.
De werkzaamheden aan de loopgraven en batterijen vond vooral onder dekking van het duister plaats, dus in de nachten. In de 4e nacht, van 2 op 3 december, waren de meeste geschutsbatterijen zover gereed, dat deze bewapend werden. Het betrof de batterijen 1 t/m 6 en 9, die voorzien werden van kanonnen en houwitsers. Tevens de batterijen C en D, welke voorzien werden van mortieren. De volgende nacht werden de batterijen 7, 8 en 10 bewapend, evenals de mortierbatterijen A en B. Tevens kwam in deze 5e nacht de 2e parallel gereed.
De bewapening van de batterijen ging wel met grote problemen gepaard, vanwege het natte weer en de daardoor modderige ondergrond. Doordat de loopgraven vol water stonden, kon men het geschut ook niet beschermd door de loopgraven aanvoeren. Men moest dus over het veld rijden in het volle zicht van de Citadel. Echter het slechte weer, de donkere nachten en gedeeltelijk door huizen en tuinen bedekt terrein gaven voldoende dekking om de klus te klaren. Op de dag van 4 december openden de Franse batterijen het vuur op de Citadel.
In de 6e nacht bewerkstelligen de Fransen al logement (vaste voet) in de Saillant van de Bedekte weg voor het Lunet St. Laurent en de nacht daarop wagen de Fransen al een aanslag op het Lunet St. Laurent aan de Keel (open achterzijde). Die aanslag werd door oplettendheid van de bezetting van het Lunet afgeslagen met geweervuur.
Op de 6 december raakt door de beschieting het grote magazijn in de Citadel in brand en het blijft zelfs tot in februari branden. In de 9e nacht (van 7 op 8 december), wordt de 3e parallel voltooid. Op 8 december raakt de grote kazerne in de Citadel in brand en moet de bezetting van de Citadel zijn toevlucht nemen in de Kazematten en Poternes van de Citadel, om veilig te kunnen rusten en slapen. In de 10e nacht begint men met het oversteken van de gracht van het Lunet St. Laurent.
In de 12e nacht doet de bezetting van de Citadel weer een uitval tegen de aanvalswerkzaamheden van de Fransen voor het bastion Toledo.
De 13e nacht, van 11 op 12 december, komt de 4e parallel gereed. Een artikel in de Militaire Spectator van 193221 meldt: “Een vierde parallel kwam gereed, terwijl 15 December zich kenmerkte door het springen van het kruitmagazijn achter de Courtine V-I en het voor de derde maal neerschieten van de groote Nederlandsche vlag achter de Courtine IV-V. Het duurde echter niet lang of de driekleur wapperde opnieuw lustig in den wind dankzij de koene daad van den matroos Roberts, die onder een hagelbui van kogels in den vlaggestok geklommen was”. De 14e nacht krijgen de Fransen vaste voet in de Bedekteweg voor het Bastion Toledo en ze beginnen gelijk aan de oversteek van de gracht te werken.
De Fransen bleken toch kans gezien te hebben om met gebruik van een vlot, een diepe mijngang onder de linker face van Lunet St. Laurent te graven en hierin op drie plaatsen elk 500 pond buskruit te plaatsen22 Bij het aanbreken van de dag van 14 december was er een enorme ontploffing, die een grote bres sloeg en Lunet St. Laurent. De Fransen stormden via de bres naar binnen en een officier en 57 manschappen werden gevangen genomen.
De 17e nacht begint met het maken van een bresbatterij en het bewapenen van een batterij op de Contregarde van de stad. De daaropvolgende dag 16 december ontruimt de bezetting van de Citadel de Saillant van de Bedekte weg van het Ravelijn en breekt de brug af voor de achter het Ravelijn liggende hulppoort of Poterne.
In de 18e nacht bewapenen de Fransen twee nieuwe batterijen in de 3e en 4e parallel en beginnen met de oversteek van de Ravelijnsgracht. In de 20e nacht doen de Fransen een aanval op het Ravelijn. Maar deze aanval werd afgeslagen door geweervuur van een halve compagnie Flankeurs op het Ravelijn. De verdedigers demaskeerden ook het schietgat van een 12 ponder kanon op de rechter Face van Bastion Toledo, wat die nacht 68 keer met een blikken doos op de aanvallers over de gracht van het Ravelijn schoot. Die 20e nacht was één van de moorddadigste van het hele beleg.
De daaropvolgende dag 19 december werd de intensiteit van artillerievuur der Fransen verdubbeld.
De linker Face van bastion Toledo werd hevig gericocheerd en op de rechter Face werd een kanon gedemonteerd (het affuit aan stukken geschoten). In Bastion no. 5 ontplofte een buskruitmagazijn.
Ook in de 21e en 22e nacht werden pogingen ondernomen om over de gracht van het Ravelijn te komen, maar ondanks de zware beschietingen overdag, waren de geweerschutters en het kanon weer paraat en ook deze aanvallen werden afgeslagen.
Het kanon leek onaantastbaar, het werd gedurende de dag achter een zware Traverse verborgen. Het bleef tot het einde van het beleg de gracht en het Ravelijn verdedigen. Het deed de Fransen van de verovering van het Ravelijn afzien.
Men was wel verder gegaan met het bewapenen van een bresbatterij en een contrabatterij voor de aanval op Bastion Toledo. In de 22e nacht waren deze beide gereed en op de dag van 21 december openen deze batterijen het vuur. Intussen was door de Belgen in Luik een ‘monstermortier’ vervaardigd en bij de Citadel aangekomen. En de 23e nacht valt de eerste ‘monsterbom’ binnen de Citadel.
Op de dag van 22 december heeft het bresschieten resultaat en rond 18:00 uur valt de bekledingsmuur van de linker Face van Bastion Toledo in de gracht en ontstaat er een bres.
Volgens goed oorlogsgebruik zou een bestorming van de Citadel nu ophanden zijn. Indien de bezetting zich hiertegen zou blijven verzetten en zich uiteindelijk over zou moeten geven dan hadden zij geen rechten en mochten de veroveraars bepalen, wat er met hen zou gebeuren. Feitelijk mocht de Citadel dan worden geplunderd en de bezetting afgemaakt. Indien men zou capituleren, voordat het tot een bestorming kwam, dan mocht er niet worden geplunderd en zou de bezetting over het algemeen met behoud van eer mogen afmarcheren.
De volgende dag, 23 december knoopte generaal Chassé dan ook onderhandelingen voor een capitulatie aan. Men kwam uiteindelijk overeen dat de capitulatie niet de marine op de Schelde betrof en niet de forten Lillo en Liefkenshoek.
De volgende ochtend op 24 december 1832, gingen een Hollandse en een Franse officier op weg naar de regering in Den Haag om de capitulatievoorwaarden voor te leggen en eventueel te bekrachtigen. Maarschalk Gèrard, vergezeld door de hertogen van Orleans en Nemours van zijn staf, begaf zich op weg naar de Kazemat van generaal Chassé om hem te ontmoeten. Zij moesten zich daarbij een weg banen door de puinhopen van de Citadel.
Maarschalk Gèrard heeft generaal Chassé en een aantal bij hem aanwezige officieren gecomplimenteerd met hun voorbeeldige en moedige verdediging van de Citadel.
Om 16:00 uur streek de bezetting de wapens voor het Franse leger. Na een defilé werden de wapens op het Glacis neergelegd, waarna de bezetting terugkeerde in de Citadel in afwachting van het antwoord uit Den Haag.
Dit antwoord kwam en inderdaad betrof de capitulatie niet de marine op de Schelde en niet de forten Lillo en Liefkenshoek. Maarschalk Gèrard bood generaal Chassé en zijn troepen aan om naar Holland te mogen vertrekken, op voorwaarde dat zij gedurende de Hollands-Belgische kwestie niet meer tegen de Belgen of de geallieerden zouden vechten. Generaal Chassé weigerde dit aanbod en ging aan het hoofd van zijn troepen richting Franrijk in krijgsgevangenschap.
Conclusie beleg
Het beleg van de Citadel van Antwerpen was uitzonderlijk intensief en hoewel de Industriële Revolutie nog moest komen, met op industriële schaal gefabriceerde enorme hoeveelheden wapens en munitie, was dit beleg toch al een voorproefje van wat een fort of vesting in die moderne oorlog te wachten stond. Er was tijdens dit beleg in korte tijd namelijk ongekend veel op dit relatief kleine verdedigingswerk geschoten.
Van het beleg van de Citadel van Antwerpen was in de toenmalige media (kranten en pamfletten) uitgebreid verslag gedaan en er waren zelfs ‘ramptoeristen’ op afgenomen om dit episch spektakel met eigen ogen te kunnen aanschouwen.
Het beleg en vooral de verdediging van de Citadel onder een dergelijke kogel- en granatenregen had zowel binnen Nederland als in de omringende landen grote indruk gemaakt en zeker binnen Nederland werden de verdedigers gezien als grote helden. En dat laatste zou vooral in de vesting Gorinchem tot uiting worden gebracht.
Na de overgave van de Citadel stroomden er bij de Directeur-Generaal van Oorlog vanuit het hele land en zelfs vanuit het buitenland giften binnen ter ondersteuning van de gekwetsten en de nabestaanden van de gesneuvelden. Maar ook ter aanvulling van de Staatskas voor de oorlogsvoering. In de Nederlandsche Staats-Courant no. 6 van zondag 6 januari 1833 valt te lezen dat er opnieuw aanbiedingen en geschenken werden ontvangen.
Het beleg heeft 23 dagen geduurd. In die periode is het volgende tegen de Citadel verschoten:
- Totaal 64.000 schoten.
- Bestaande uit: 27.000 kogels, 17.000 granaten en 20.000 bommen.
- Gemiddeld per dag: 1550 kogels, 900 granaten en 1.100 bommen.
- Hierbij zijn niet inbegrepen: de worpen door steenmortieren en kleine (Coehoorn) mortieren, alsmede handgranaten en geweervuur.
- Door de Franse Artillerie is totaal 350.000 pond buskruit verbruikt.
Ook de Hollandse artillerie in de Citadel heeft enorm veel geschoten:
- Totaal 42.000 schoten23
Aantallen gesneuvelden, gewonden en vermisten24:
Aan Hollandse zijde:
- Gesneuveld: 6 officieren 118 onderofficieren en manschappen.
- Vermist: 1 officier en 67 onderofficieren en manschappen.
- Gewond: 11 officieren en 273 onderofficieren en manschappen.
Aan Franse zijde:
- Gesneuveld: totaal 608 mannen.
- Vermist: onbekend.
- Gewond: onbekend.
Huldiging te Gorinchem
In juni 1833 werden de krijgsgevangenen ontslagen en kwamen weer terug naar Nederland.
Al snel werd het in Gorinchem bekend dat een “een gedeelte dier dapperen in naam des Konings alhier zou worden ontvangen en verwelkomd”. Men vond dat toen een hele eer, men sprak van ”een onderscheiding, te aangenamer door de overtuiging, dat onze broederlijke gastvrijheid, door meer dan honderdduizend manschappen van het Vaderlandsche leger, sedert den onlusten ondervonden, eenen billijken aanspraak op haar aanbood, waaraan het straalende denkbeeld zich paarde, dat onze volharding in het voorstaan en ondersteunen van de goede zaak des Vaderlands, ’s Konings opmerkzaamheid getrokken, en ons dit aangename blijk van Hoogstdeselfs welgevallen verworven had”.
Om de dappere strijders te eren werd er voor hen op 22 en 23 juni een feestelijke ontvangst georganiseerd in de vesting Gorinchem en daarvoor werd ‘alles uit de kast getrokken’.
Het werd zelfs zo groot en omvangrijk, dat er een 89 pagina’s tellend verslag in boekvorm van is gemaakt, waaruit hierboven al enige citaten zijn weergegeven. Het betreft het boekje:
“Verhaal der feestelijke ontvangst te Gorinchem van een gedeelte der dappere bezetting van de Citadel van Antwerpen 22 en 23 Junij 1833, Gorinchem bij H. Horneer 1833”.
Het boekje begint met een lofzang in dichtvorm, genoemd een “Toewijding aan Oud-Nederlandsch Legermagt”. Daarna volgt het verslag, waarvan hieronder een uittreksel is weergegeven.
Blijmaar
De “blijmaar” van de aanstaande terugkomst van de dappere verdedigers der Citadel werd in Gorinchem met hartelijkheid ontvangen. Het lot van stadgenoten, die zich onder de dapperen bevonden had de algemene bezorgdheid levendig gehouden.
Ook de herinnering aan het beleg en het bombardement van Gorinchem in 1813/1814 maakte dat de Gorcumers zich een goede voorstelling konden maken van de ontberingen waaraan de verdedigers van de Citadel blootgestaan hadden. Daarom was het zo, dat “de geheele bevolking met hartelijk en broederlijk verlangen het tijdstip tegemoet zag, waarop die ‘blijmaar’ zou worden verwezenlijkt”.
“De generaal Majoor Muller, Opperbevelhebber der Vesting (Gorinchem) en onderhoorige sterkten, door het Departement van Oorlog met de taak der feestelijke ontvangst vereerd, vond dan ook bij het Stedelijk bestuur gereede en onbekrompene medewerking tot hare vervulling”.
De Opperbevelhebber der Vesting Gorinchem had op 19 juni bericht ontvangen dat de dappere verdedigers der Citadel van Antwerpen op 21 juni te Middelburg zouden inschepen en vermoedelijk nog de avond van die dag door de sleepboot Hercules naar Gorinchem zouden worden gesleept.
Ze zouden dus die nacht eerst bij Werkendam en Hardinxveld voor anker moeten gaan “opdat de ontscheping (bij daglicht te Gorinchem) met orde en regelmatigheid, zoo als het feest vorderde, zou geschieden”.
Echter het feestgedruis begon toch die avond al: ter weerszijden van de rivier was een groot deel van de bevolking van Werkendam en Hardinxveld op de dijken samengekomen en begroette de aankomende schepen met vreugdegejuich. De huizen waren met vlaggen en groene festons (bloemvormige versiersels) versierd. De officieren en manschappen werden op wijn en andere verversingen onthaald en menig warme handdruk of ontboezeming van gulheid getuigden van het onderling genoegen.
De ontvangst
Op 22 juni kwamen de schepen voor de officiële huldiging voor Gorinchem aan. Schip voor schip werd door de Opperbevelhebber van de vesting Gorinchem en zijn staf begroet, wat met een “Hurraahh” werd beantwoord. Een gewoonte die wij recent in onze, inmiddels ook weer turbulente tijd, nog bij de Russische strijdkrachten konden ontwaren.
Het was een mooi schouwspel, de vaartuigen met een met sjako’s wuivende en luid hun vreugde uitende bemanning tegenover de gehele bezetting van de vesting met de dienstdoende schutterij van de stad, in slagorde opgesteld en een ontelbare volksmenigte dicht opeengedrongen achter de bezetting, “zij deed de lucht galmen van haar blij gejoel”.
De Waterpoort was onder leiding van de opperbevelhebber van de vesting door de heer E.E. de Boer uit Groningen (sinds de opstand een vrijwillig artillerist) herschapen in een allerprachtigste militaire trofee en was voorzien van een gedicht, gemaakt door de dichter A. Boxman. Het luidde:
“Uw nederlaag is uwe eer en lauwers zijn uw boeijen,
Gij, die onwrikbaar stondt puinval, moord en brand.
Euroop’aanschouwde uw daên, en riep van schaamte aan ’t gloeien:
Hun gaf ’t bezwijken roem, ons het overwinnen schandt.
Twee compagnieën van de 2e afdeling en 2 compagnieën van de 9e afdeling Infanterie, tezamen 600 man, alsmede 350 man van het 3e en 6e bataljon Artillerie ontscheepten zich en gingen in optocht via de Waterpoort door de stad. Via een route, door vlaggen overschaduwd en ter weerszijden versierd met bloemfeston, eikenloof en toepasselijke opschriften.
De route was ook door een talloze menigte van toeschouwers bezet. De route leidde naar het Exercitieveld, waarbij men onder losbranding van het vestinggeschut arriveerde en opgesteld werd voor en terzijde van een podium en een “triomphale kolom”, speciaal voor dit feest opgericht en toepasselijk versierd. Het Exercitieveld was net rechts buiten de Kanselpoort, waar nu de kanalen, de Landtong met kantoren en de roei- en zeilvereniging zijn.
Na het slaan van drie roffels en de uitvoering van fanfares door de hoornblazers, betrad de Adjudant van de Opperbevelhebber, de 1e luitenant Simons het podium en las met luide stem een dagorder voor van de Luitenant-generaal, directeur Generaal van Oorlog, Dominique Jacques de Eerens.
De mannen werden uit naam van de Koning welkom geheten op de vaderlandse bodem en geprezen voor hun moed en volharding, waarvoor zij een speciale medaille kregen met daarop een vijfhoek als referentie aan de Citadel van Antwerpen, dus ‘de medaille voor de Citadel van Antwerpen’.
Toen volgde een “feestzang” geschreven door luitenant Marquis de Thouans van de 10e afdeling Infanterie, ten gehore gebracht door honderd jongens van de stadsarmenschool.
Een couplet uit dit feestgezang:
“Veldstuk , noch reusmortier,
Slagzwaard , noch loodgegier,
Brijzelde uw moed;
God schonk u kracht ten strijd,
Die sinds alouden tijd,
’t Land aan Zijn’ dienst gewijd,
Voor dwang behoedd’!”
Aanspraak met juffers
Daarna beklom de Opperbevelhebber der vesting, gevolgd door een tiental “juffers” het podium. De juffers stelden zich links en rechts van hem op, waarna hij zijn “Aanspraak” begon.
Een toespraak om de hulde van het leger en de ingezetenen van Gorinchem aan de dapperen over te brengen. Deze toespraak was een stuk langer dan de eerste, maar kwam op hetzelfde neer en ook de ons nog wel bekende voorkomende kreet “Arkels grijze veste” kwam in deze lange toespraak voorbij. De toespraak werd zoals gebruikelijk afgesloten met een “Leve de Koning”.
Hierna verschenen de ‘officieren der ‘ voor het podium, die van twee “jonge juffers” kransen ontvingen, die waren gevlochten van laurier en eikenbladen. Na deze met de degen gesalueerd te hebben, werden ze aan de oranje fanions (wimpels) gehecht. Vervolgens hief het koor der stadsarmenschool nog een feestzang aan.
Daarna defileerden de dapperen, gevolgd door het garnizoen van de vesting langs het podium, door de jonge juffers met bloemen bestrooid en onder de welluidende krijgsmuziek van de Dordrechtse schutterij. Zij vervolgden hun weg, onder het vrolijk gejuich van een “talloze schaar volk”, naar de vesting alwaar hun nachtverblijf werd aangewezen. Het losbranden van het vestinggeschut kondigde het einde van de plechtigheden van die dag aan.
Vooruitlopend op het aan de dapperen aangeboden feestmaal, de volgende dag, onthaalde het stedelijk bestuur ‘s avonds de officieren op een ‘collation’ (koud buffet). Om 19:00 uur was er een “visite de corps” bij de Opperbevelhebber van de vesting, gevolgd door een bezoek aan het stadhuis, om voorgesteld te worden aan de burgemeester en wethouders van de stad in het bijzijn van de gemeenteraad. Daarna begaf men zich naar het lokaal, alwaar de collation was aangericht (waarschijnlijk de Doelen aan de Molenstraat).
Gedurende deze avond waren de huizen van de stad uit eigen beweging van de ingezetenen verlicht of met versierd met cassinetten (rammelaars) en dichtregels, terwijl het stadbestuur ervoor had gezorgd dat alle openbare gebouwen smaakvol waren geïllumineerd.
De stad werd aangenaam verrast, doordat de vaartuigen met de dapperen van de 10e afdeling Infanterie, op weg naar Arnhem, voor Gorinchem het anker lieten vallen, waardoor verscheidene van hun officieren ook nog bij het collation aanwezig konden zijn.
Godsdienstoefening en feestgedruis
Om 09:30 uur verzamelden de dapperen en het garnizoen zich op het kazerneplein tot een kerkparade om de godsdienstoefening bij te wonen, die in de kerken van der verscheidene gezindheden hiervoor werd gehouden. De parade, die daarna zou worden gehouden ging niet door wegens slecht weer.
Tegen de avond werd er namens Z.E. de Directeur Generaal van oorlog een feestmaal aangeboden aan de officieren ‘der dapperen’, de officieren van de bezetting van de vesting en de burgerlijke autoriteiten, totaal een honderdtal personen.
Tijdens dit feestmaal werden vele toosten gebracht, niet alleen aan de dapperen, maar o.a. aan “Gorinchem’s Schoonen”, als volgt:
“Heldenkroost der Batavieren, dat, als in alouden tijd,
Onder Nassau’s glorievendel, voor zijn ‘ haard en altaar strijdt,
Brengt, bij ‘ t vreugdetranenglimmen, Gorcum’s lieven maagdenstoet,
Voor de schittrende eereblijken, deez ‘ opregte hartegroet!
Ja, de bloem van ‘ t Hollands leger, hooggeschatte vrouwenschaar!
Rigt bij ’t schuimen der bokalen, U ’t erkent’lijkst dankaltaar”.
In de avond werd het weer rustig en kon het in de openlucht op de Groenmarkt ingerichte feestmaal voor de onderofficieren en manschappen doorgaan. Onder het genot van muziek en gezang kon men wijn, brood, kaas en tabak nuttigen, de Groenmarkt was van stadswege voorzien van een schitterende feestverlichting.
Er waren ook toepasselijke opschriften, erebogen en een sterk verlichte vijfhoek met de woorden Citadel van Antwerpen. Ook een “onoverzienbare schaar inwoners” en vreemdelingen deelde in de feestvreugde en hoewel de vreugde groot was, verloor men de discipline niet uit het oog en is alles dus ordelijk verlopen. Aansluitend was er nog een bal in de Vauxhal van de Doelen aan de Molenstraat.
Afscheid
In de morgen van 24 juni werden de dapperen door de Opperbevelhebber der vesting en zijn staf, het muziekkorps van de Dordrechtse schutterij en een groot aantal ingezetenen tot buiten de Kanselpoort van de vesting geleid. En door een salvo van het vestinggeschut vaarwel gezegd. Toen vertrokken zij naar hun bestemmingen: Delft en Amersfoort. “Zo eindigden deze dagen van feestviering, verlopen in een ongestoorde eendracht onder alle deelnemers, waaronder die van herwaarts gekomen waren. De Koning heeft zich niet in zijn verwachting bedrogen gezien, dat Gorinchem en zijn ingezetenen de dapperen een groots welkom zouden bereiden”.
Beschrijving van de estrade en triomphale kolom
“De estrade of het voetstuk van het monument, ter eere van de dappere verdedigers der Citadel van Antwerpen, opgerigt op het exercitieveld buiten de kanselpoort der stad Gorinchem, was hoog 0.650 ellen (m), verdeeld in vier trappen, lang 15 ellen (m) en breed 7.500 ellen (m).
Op het midden van die estrade was geplaatst eene triomphale kolom, van de korintische orde, in wit marmer, hoog 8.400 ellen, breed 1.300 ellen, rustende op een piedestal van donker blaauw marmer, hoog 2,300 ellen, breed 3 ellen, in welks vierkant een groote leeuw met het zwaard, rustig doch in waakzame houding, onder oranjeboomen, was afgebeeld; terwijl op het voorste dekstuk van de piedestal in vergulde letters de woorden prijkten:
IK WAAK.
Rechts en links waren aan de kolom bevestigd nationale vlaggen, waardoor aan het geheel een stout voorkomen was gegeven. Op het midden der kolom, bevond zich een blauw schild , waarop de woorden:
AAN DE DAPPERHEID
omgeven van een eikenkrans, waaraan afbeeldingen van het metalen kruis en de medaille voor de dappere verdedigers van de Citadel gehecht waren. Van beneden naar boven las men op de kolom, in bronzen letters, de namen van plaatsen alwaar roemrijke veldslagen, gevechten en belegeringen in den tijd der voorvaderen en den onzen door de Nederlanders geleverd zijn, als :
HEILIGERLEE, LEIJDEN, TURNHOUT, NIEUWPOORT, HOCHSTET, MALPLAQUET, RAUCOUX, VIERSPRONG, WATERLOO, HASSELT, LEUVEN, CITADEL VAN ANTWERPEN.
Aan het hoofd der kolom prijkten de wapenschilden van Zijne Majesteit den Koning en der beide Koninklijke Zonen, de Prins van Oranje en Prins Frederik der Nederlanden, in een’ groenen mirtekrans gevat, met de ordeteekens der Nederlandsche Militaire Willemsorde, der Russische Orde van St. George en St. Wladimir en van het Pruissische IJzeren Kruis. Ter zijde dezer wapenschilden, waren geplaatst twee Romeinsche Banieren, met de volgende opschriften:
VINDICATORI NOMINIS HOLLANDICI
en
RESTAURATORI LEGIONUM ARTISQUE FULMINEÆ.
De eerste toegewijd aan onzen doorluchtigen Kroonprins als den Handhaver van den Hollandschen Krijgsroem, en de tweede aan Zijnen niet minder voortreffelijken Broeder, Prins Frederik, als den Hersteller onzer Legers en der Artillerie.
Boven op het kapiteel der kolom prijkte, in brons bewerkt, een kolossaal schild en helm, en daarnaast Nepthunus drietand en Herkules knods; terwijl onder het schild eenig scheeps en wapentuig sierlijk gerangschikt was, en eene rijk geplooide Nationale vlag, waaraan het teeken der Koninklijke Orde van den Nederlandschen Leeuw gehecht was, hetzelve overschaduwde.
Aan elke zijde der kolom was geplaatst eene graftombe in den arcadischen stijl, van gelen steen, lang 1.900 ellen, hoog 1.300 ellen, met eene lijkbus, waarop de woorden :
DECEMBER 1832
in bronzen letters te lezen waren , en op de tomben de woorden:
OOK WIJ WAREN IN DE CITADEL
De beide graftomben waren met het middelschild der kolom verbonden , door afhangende guirlandes van eikengroen, die ook de lijkbussen omslingerden.
Voorts waren achter deze beide graftomben eenige treurwilgen en cijpressen geplaatst, die, met de verdere in den omtrek staande boomen een zeer schoon en indruk verwekkend tafereel opleverden.
Eindelijk bevonden zich nog voor of in de nabijheid der evengenoemde graftomben opgerigt, twee Grieksche drievoeten, hoog 1.500 ellen, als een aanschouwelijk teeken der hulde van koning en Vaderland aan Beleid, Moed en Trouw”.
Ereblijken
Bij Koninklijk Besluit van 7 augustus 1896 nummers 43 en 44 werden ereblijken geschonken aan het 1e, 2e en 3e Regiment Vestingartillerie25. Het 3e Regiment Vestingartillerie was in Gorinchem gelegerd, dus kwam er een ereblijk naar Gorinchem.
Links het ereblijk voor het 3e Regiment Vestingartillerie in Gorinchem, dat opgesteld werd in de regimentsbibliotheek in de Hoofdwacht te Gorinchem, gefotografeerd in 2019 bij de KMA in het kasteel van Breda. Bij de reorganisatie van de artillerie in 1922, werd de vestingartillerie opgeheven en verhuisde het gedenkteken van de verdediging van de Citadel van Antwerpen van Gorinchem naar de KMA te Breda26.
Rechts de van het ereblijk nagemaakte gevelsteen boven de ingang van de Citadelkazerne te Gorinchem. Ook deze gevelsteen is door Defensie gered en overgebracht naar het Nederlands Artilleriemuseum te Oldenbroek.
Aan de geschiedenis van het beleg van de Citadel van Antwerpen hadden we in Gorinchem dus een ereblijk, een Citadelkazerne en een gevelsteen te danken.
Herdenking
In het Brabantse Ginniken staat bij de hervormde begraafplaats aan de Ginnekenmarkt/Duivelsbruglaan het Citadelmonument, gebouwd naar een ontwerp van de Haagse architect H.P. Vogel. De onthulling in aanwezigheid van koning Willem III en de prinsen Alexander en Hendrik vond onder grote belangstelling plaats op 30 november 1874. De originele naamstenen van de vijf bastions van de citadel werden door België aan Nederland geschonken en zijn verwerkt in het monument.
De directe aanleiding voor het oprichten van een monument was het in 1871 van Antwerpen naar Ginneken overbrengen van twaalf stoffelijke resten van Nederlandse verdedigers. Die werden later onder het monument bijgezet.
Op 27 oktober 1875 gebeurde dit nogmaals met de resten van enige tientallen Nederlandse militairen, opgegraven bij de verdere afbraak van de Citadel. Tenslotte werd ook generaal Chassé, op 18 juni 1907 herbegraven bij het Citadelmonument.
Op 20 december 1932 werd er nog een herdenkingsplechtigheid gehouden bij dit monument27.
Afsluiting
Tot zover deze bijzonderheden, die in de geschiedenis de vesting Gorinchem en de Citadel van Antwerpen met elkaar hebben verbonden. Na het beleg van 1832 werd de geruïneerde Citadel van Antwerpen afgebroken. De sloop werd voltooid in 1881. De vesting Gorinchem weet zich nog altijd te handhaven, zij het nu als toeristische trekpleister.
Zo het hele gebeuren lezende en vooral de uit de originele documenten uit die tijd overgenomen teksten, kan men constateren dat de Belgische Opstand in Nederland leidde tot een explosie van fanatiek nationalisme.
Dit als gevolg van de door de Belgen geschonden Nederlandse trots, voortkomende uit de vroegere behaalde roem in de Tachtigjarige Oorlog, in de Hollandse Oorlog vanaf het Rampjaar tegen de Fransen onder Loderwijk XIV en de daarop volgende Successieoorlogen tot 1713.
Bij het lezen van zo’n geschiedenisverhaal is het verstandig om rekening te houden met de normen en sentimenten die van toepassing waren en speelden in de tijd, waarin die geschiedenis zich afspeelde. In plaats van de fout te maken om dit te willen beoordelen volgens normen en met de sentimenten van onze tijd. We kunnen er ‘het onze’ van denken, maar veroordelen is niet verstandig.
In ieder geval was dit weer een bijzondere gebeurtenis in de wereldgeschiedenis en zeker in de Nederlandse geschiedenis, waarbij de vesting Gorinchem toch ook weer een rol speelde.
Noten
1 Boek ‘Papiere Bolwercken’ van Charles van den Heuvel, pagina 108-118.
© 1991 Canaletto, ISBN 90 6469 657 8.
2 https://docplayer.nl/21491348-Het-beleg-van-de-citadel-van-antwerpen-in-1832.html
3 https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Belgi%C3%AB
4 https://historiek.net/tiendaagse-veldtocht-geschiedenis-verloop/150238/
5 Bredasche Courant van zondag 24 oktober 1830.
6 Nationaal Archief, 2.13.09 Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Stamboeken
van Onderofficieren en Minderen van de Landmacht, 1813-1924. Bataljon vrijwillige artilleristen. Opgericht in 1830;
Opgeheven (1839). 569-571A Stamboeken Bataljon vrijwillige artilleristen, met namenklapper. 1830-1839. 569
stamboeknummers 1-1175, 1830-1831 1830-1831.
7 Kroniek van Gorinchem door W.F. Emck, GORINCHEM -J. NOORDUYN & ZOON -1929, blz. 114.
8 Boek ‘Uit naam van de majesteit’, het leven van J.B. VAN HEUTSZ 1851-1824, 2020
Prometheus Amsterdam, © 2020 Vilan van de Loo. ISBN 978 90 446 4377 0
9 https://nl.wikipedia.org/wiki/Jo_van_Heutsz
10 Nationaal Archief, 2.13.09 Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog:
Stamboeken van Onderofficieren en Minderen van de Landmacht, 1813-1924. 7e afdeling
Infanterie. Stamboeken minderen 213, 214 en 215. Stamboeken officieren 268,269 en 374.
11 Idem. 9e afdeling Infanterie. Stamboeken minderen 266, 267, 268, 269, 272 en 273. Stamboeken
officieren 169, 170, 171 en 272.
12 Idem. 10e afdeling Infanterie. Stamboeken minderen 291 t/m 294 en officieren 173 en 174.
13 Idem. Nationale Militie: 3e bataljon Artillerie, stamboeken officieren 116 en 117. 6e bataljon
Artillerie, stamboeken officieren 121,122 en 351.
14 Idem. Bataljon Artillerie Transporttrein. Stamboeken 545, 550 en 551B.
15 Idem. Korps ingenieurs. Stamboek 1415.
16 Idem. Mineurs en Sappeurs. Stamboeken 599 en 600.
17 Nieuwe Gorcumse Courant 24-09-1899 pagina 4.
18 Verhaal der feestelijke ontvangst te Gorinchem van een gedeelte der dappere bezetting van de
Citadel van Antwerpen 22 en 23 Junij 1833, Gorinchem bij H. Horneer 1833, KB Nationale Bibliotheek van Nederland, via Google Books.
19 Verslag op basis van het boekje “Verhaal van de belegering der Citadel van Antwerpen door het
Fransche Leger in December 1832”, door J.W.T. voormalig officier der Genie uit het Frans vertaald. Te Zaltbommel, bij Joh. Noman en Zoon 1833.
20 De Militaire Spectator 1932-0769-010159, blz. 769, “Het beleg van den Citadel van Antwerpen in 1832”, door Fr. De Witt Huberts, Generaal-majoor b.d.
21 Idem.
22 Idem.
23 Idem.
24 De Militaire Spectator 1983-0006-01-0008, blz. 17, door H.Amersfoort, sectie militaire geschiedenis van de Landmachtstaf.
25 Militaire Spectator, 1977-0240-01-0061, Artillerietradities door kolonel der Artillerie L. Verhoeff.
26 Werkgroep Vesting Gorinchem, bouwwerken, de Citadelkazerne.
https://vestinggorinchem.nl/vestinggebouwen/de-citadelkazerne/
27 Stadsarchief Breda.
http://www.stadsarchief.breda.nl/index.php?option=com_webtentoonstelling&view=detail&id=86
Colofon
Auteur: Hugo Ouwerkerk
Met medewerking van: Arie Saakes
Redactie: Margo van den Berg
Een publicatie van: Werkgroep Vesting Gorinchem